De huwelijksvoltrekking

‘Want liefde wil ik, geen offers.’
Hosea 6:6

God heeft via Abraham alle volken op het oog om zich mee te verbinden. Maar om te beginnen kiest Hij Israël uit als zijn bruid. Er volgt in de woestijn een heuse huwelijksvoltrekking.

Allereerst worden de beide huwelijkspartijen aan elkaar voorgesteld. ‘Ik ben die er zal zijn. (…) De God van Abraham, Isaak, Jakob’ (Ex. 3:14, 15).

God maakt zijn bruid los van Egypte. Dan volgt er een bruiloftsfeest in de woestijn. ‘We gaan ter ere van de HEER een feest vieren’ (Ex. 10:9).

De huwelijksbelofte wordt gegeven: ‘Ik zal jullie aannemen als mijn volk, en ik zal jullie God zijn’ (Ex. 6:7).

Er wordt een echtelijke woning in het vooruitzicht gesteld: ‘Ik zal jullie naar het land brengen dat ik onder ede aan Abraham, Isaak en Jakob beloofd heb; dat land zal ik jullie in bezit geven. Ik ben de HEER’ (Ex. 6:8).

Het volk ontvangt een bruidsschat: Ze hadden gedaan wat Mozes hen had opgedragen en de Egyptenaren om zilveren en gouden sieraden en om kleren gevraagd (Ex. 12:35-36).

God geeft ook zijn jawoord: ‘Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan mijn verbond houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn’ (Ex. 19:5).

Maar het volk reageert niet op Gods genadeverbond met wederliefde. Het vraagt om wetten en regels: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd’ (Ex. 19:8).

De huwelijksakte wordt een arbeidscontract. De huwelijksring een wetboek. Er ontstaat gelijk verwijdering tussen de huwelijkskandidaten: ‘Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we’ (Ex. 20:19).

Helaas wijst het volk de intimiteit die God met haar zoekt af. Maar toch blijft Hij naar manieren zoeken om zijn bruid voor zich te winnen. Hij zal alles op alles zetten om haar te veroveren. Waarom? Omdat Hij zo is!