33 Genade in kunst

Dit artikel is een oefening in kijken. Ik laat me inspireren door beroemde en minder beroemde werken uit de schilderkunst om na te denken over de betekenis van genade. Ik gebruik daarvoor schilderijen en tekeningen van Rembrandt van Rijn, Edvard Munch, Matthias Grünewald, Michelangelo Buonarroti, William Holman Hunt, Paul Gauguin, Emil Nolde, Marc Chagall, Hubert en Jan van Eyck, Peter Howson, Salvador Dali, Mark Rothko, Max Greiner Jr en Vincent van Gogh.
Kijk maar mee.

remb_100piek_grt


Genade bij Rembrandt van Rijn (1)
Welke indruk krijg je van Jezus als je met hem kennismaakt in de vier evangeliën, in de profetieën die eraan voorafgaan en in de getuigenissen, interpretaties en openbaringen van de apostelen die Jezus opvolgen? Wat zou je uitbeelden als je een geweldig tekentalent had en je was door hem gegrepen? Moet je kijken hoe Rembrandt hem neerzet in zijn ets ‘Jezus geneest de zieken’, die bekend is geworden als de ‘Honderdguldenprent’: een en al vriendelijkheid en welwillendheid, vol mededogen en genade.

Zodra je de prent onder ogen krijgt, wordt je oog naar hem toegetrokken. Je ziet hem daar staan als een licht tussen de mensen die uit de meest duistere hoeken en gaten op hem afkomen met hun kwalen, noden en vragen. Laat je je blik vervolgens vanuit het middelpunt over de plaat naar rechts glijden, dan word je getroffen door de enorm verfijnde uitwerking in het lijnenspel van arceringen van de figuren en achtergronden in de donkere delen. Dwaalt je blik naar links, dan valt het op dat de figuren die daar in het licht staan met enkele krassen net zo raak getroffen zijn. Jezus staat er met een open gezicht en glanzend in zijn aura uiterst verfijnd en teder uitgewerkt tussenin: op de een of andere manier moet je wel naar hem blijven kijken, je blik keert steeds naar hem terug.

Kijk je nog eens beter naar dit tafereel, dan zie je hoe Rembrandt allerlei elementen uit het optreden van Jezus samenbrengt in een kaleidoscopische voorstelling van een verscheidenheid aan evangelieverhalen. Er worden kinderen bij hem gebracht: de kleinste wordt al naar zijn geopende armen opgetild tot bij zijn hart, een peuter volgt. Tussen hen in zit een rijk geklede jongeman die vertwijfeld zijn hand voor zijn mond houdt als hij naar het kleinste kind op moeders arm opkijkt. Om Jezus heen zitten zieken die zich in allerlei houdingen naar hem buigen en zo te zien grote verwachtingen van hem hebben. Meer naar rechts wordt een blinde man door een vrouw meegetrokken. Naast hen staat een weduwe klaar om haar levenloze zoon op een kruiwagen naar hem toe te rijden.

De kunstenaar maakt er een sport van om Jezus in een historische werkelijkheid te plaatsen. Het gewone leven is dan ook nooit ver weg in zijn bijbelse prenten: zijn figuren zijn meestal in (voor die tijd) eigentijdse mode gekleed, ook in deze afbeelding weer. Typisch Rembrandt in zijn weergave van het alledaagse is ook de hond die je op de voorgrond ziet liggen.

Hoewel Rembrandt Jezus dus in het gewone leven plaatst, tilt hij hem er in dit meesterwerk tegelijkertijd op subtiele wijze bovenuit om diens universele betekenis te benadrukken. Hij toont Jezus in deze ets als het woord dat er vanaf het begin al was en er altijd zal zijn, door links naast Jezus een kale Socrates in te brengen, de Griekse filosoof die 400 jaar voor onze jaartelling leefde en die niet alleen door zijn epistels, maar ook afgebeeld in bustes en beelden uit de oudheid bekend was. Deze leraar van Plato staat als een gretige leerling naar Jezus toegebogen om alles op te vangen wat hij te zeggen heeft. Achter Socrates zie je de Rotterdamse filosoof Desiderius Erasmus, die anderhalve eeuw voor Rembrandt leefde, zoals hij door Hans Holbein werd geschilderd; maar minder zelfverzekerd en met een muts op staat hij hier naar zijn meerdere te luisteren. Je ziet hoe die twee denkers Jezus’ woorden indrinken – en dat is wel heel anders dan het groepje wetgeleerden dat je links van hen ziet: die mannen worden als enigen op de plaat niet door Jezus geboeid, maar zijn druk bezig met elkaar en met hun oordelen, waarbij er één boos kijkt, een ander meewarig lacht en een volgende met zijn hand tegen zijn hoofd slaat.

Rembrandt kent de Bijbel goed en je ziet in al zijn bijbelse taferelen wel het tekenplezier er vanaf spatten om uitdrukking te geven aan zijn liefde voor zijn geloof, maar geen van zijn platen is zo doorwerkt en doorleefd als deze. Onderaan zie je bijvoorbeeld met een paar simpele lijnen een gat in de weg getekend waaruit een goed uitgewerkte tak met jong blad tevoorschijn kronkelt: in de profetie werd het wetsverbond als een boom voorgesteld die tot aan de wortel omgehakt zou worden, zodat er een nieuwe scheut tevoorschijn zou kunnen komen (Jesaja 11:1-10, zie ook Jesaja 53:2, Matteüs 3:10). Met dat beeld werd een nieuw begin aangekondigd dat Jezus zou verwezenlijken en dat we hier subtiel zien opduiken. (Eerder had Rembrandt de gedoofde kaars van het oude verbond uitgebeeld bij Jezus’ geboorte in een nieuw licht in zijn schilderij ‘Simeon en het Christuskind in de tempel’, 1629).

Rembrandt, van wie we ongeveer tweehonderdvijfentachtig etsen kennen, heeft meer dan vijf jaar aan deze hommage aan zijn held gewerkt, langer dan aan enig ander werkstuk dat hij ooit vervaardigde, schrijft Gary Schwartz, die een uitputtende studie over zijn leven en werk publiceerde (‘De grote Rembrandt’). De ets was klaar rond 1650. Er werd honderd gulden voor betaald, een fors bedrag voor die tijd, duurder dan menig schilderij; de tekening overtreft dan ook veel schilderijen in zeggingskracht.

Kijk je nu nog eens op het kunstwerk naar Jezus, dan zie je hoe Rembrandt met stevige lijnen extra nadruk legt op diens handen. Plotseling besef je dat de Hollandse meester hem als een dokter heeft uitgebeeld die niet alleen geneest, maar ook zegent; die de verbinding legt tussen hemel en aarde – zijn ene hand uitgestrekt naar de mensen, de ander naar boven.

Rembrandt van Rijn (1606-1669), ‘Jezus geneest de zieken’, ook wel ‘De honderguldenprent’ genoemd, (1650, prent van ets in het Rijksmuseum, Amsterdam, ook in het Teylersmuseum, Haarlem).

 

christ-crucified-rembrandtGenade bij Rembrandt van Rijn (2)
In tegenstelling tot Vincent van Gogh, die weigerde Jezus uit te beelden, tekende en schilderde Rembrandt van Rijn Jezus veelvuldig, ook aan het kruis. Zijn afbeeldingen nodigen uit om over de betekenis ervan te mediteren. Als we het kruis zien, mogen we ons met Jezus vereenzelvigen. In hem, dat is het grote thema van het Nieuwe Testament: we zijn in hem geplaatst, om ons dankzij de transactie van de plaatsruil in alles met hem te identificeren, dus ook met zijn kruisdood (zie bijvoorbeeld: Efeziërs 1:3-8, Kolossenzen 3:1-4, 1 Johannes 4:15-17). Zoals Jezus daar hing, zo hing jij daar ook. Zoals hij werd veroordeeld, zo werd jij veroordeeld. Al jouw zonden zijn daar aan het kruis genageld, alle aanklachten vernietigd.

Je bent met Jezus gestorven en ook opgestaan. Je mag het leven leven zonder angst voor veroordeling (Romeinen 8:1). God is rechtvaardig: Hij heeft in Jezus al jouw zonden bestraft, dat zal hij dus niet nog een tweede keer doen. Omdat jouw veroordeling tweeduizend jaar geleden plaatsvond in Jezus aan het kruis, word je niet nog een keer aangeklaagd, bestraft en veroordeeld. Integendeel, je mag nu vrijuit leven binnen Jezus’ invloedssfeer. Sterker nog: omdat je Jezus’ dood stierf, mag je nu ook zijn leven leven. Hoe? Door dat te geloven, daar ja op te zeggen. Zo eenvoudig is dat – dat is geloven in Jezus: zijn ruil aanvaarden door op zijn liefde in te gaan.

‘Wat ons drijft is de liefde van Christus’, schrijft Paulus, ‘omdat we ervan overtuigd zijn dat één mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, en dat hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt’ (2 Korintiërs 5:14-15).

Rembrandt wist van die ruil. Daarom schilderde hij zichzelf toen hij de gekruisigde schilderde. Het is zijn zelfportret daar aan het kruis, hetzelfde gezicht dat we ook kennen van zijn etsen.
Rembrandt schilderde zichzelf wel vaker in bijbelse taferelen, als bijfiguur, maar hier dus als Jezus, om zich met hem te verenigen. Net zo mag jij je met Jezus vereenzelvigen.
De Bijbel leert je het volgende te zeggen: ‘Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven’ (Galaten 2:19-20).

Concentreer je je op Jezus, dan kan er zomaar een intiem moment tussen hem en jou ontstaan: jij bent van hem en hij is van jou. Kijk hoe deze figuur in dit schilderij daar in afzondering onder een gewelfde hemel hangt. Bedenk hoe jij daar hing. Bedenk ook hoe jij nu mag leven met hem die jou heeft liefgehad.

Rembrandt van Rijn (1606-1669), ‘Gekruisigde Christus’ (1631, Mas d’Agenais, La Collégiale Saint-Vincent).

 

Munch ScreamGenade bij Edvard Munch (1)
Angst werd misschien wel nooit zo sterk in beeld gebracht als door de Noorse schilder Edvard Munch in zijn schilderij ‘De Schreeuw’. Hoewel het in 1893 ontstond, is het juist de laatste decennia uitgegroeid tot een van de meest populaire schilderijen, een icoon van onze tijd. Munch maakte er meerdere versies van in verschillende technieken. Een ervan zag ik als tiener tijdens een liftvakantie in een museum in Oslo, niet wetend dat het tot twee keer toe gestolen zou worden.

De bijzondere waarde die momenteel aan ‘De Schreeuw’ wordt toegekend blijkt uit het feit dat het enige exemplaar dat in particuliere handen is werd verkocht voor een recordbedrag. Een andere indicatie van de populariteit is de massale verkoop van de afbeelding op T-shirts, ballonnen en andere gadgets. De merchandising van ‘De Schreeuw’ – en dan met name het kale, geslachtsloze, maskerachtige gezicht op het schilderij – kan inmiddels wedijveren met die van de zonnebloemen van Van Gogh en de Mona Lisa van Da Vinci. Je komt hem tegen in films en strips en hij wordt zelfs ingezet als symbool van protest tegen kerncentrales en armoede.

Op het bewuste schilderij van Munch zie je een bijna platte figuur op je afkomen met zijn mond en ogen wijd opengesperd. Zijn hoofd heeft de vorm van een doodskop, breed van boven, smal van onderen, ingeklemd tussen griezelig dunne handen, met daaronder een in bochten verwrongen lijf. Achter hem brandt de lucht in rode en gele slierten, die de omgeving in een vloeibare gloed zet. Alles kronkelt en beweegt, alsof heel de voorstelling zich wentelt in pijn. De figuur lijkt in paniek een brug af te rennen: je ziet een leuning met daarnaast donker gapend water.

Verder op de brug staan twee silhouetten. De figuur vlucht van hen weg: hij lijkt zich van de rest te hebben losgescheurd, omdat alleen hij het gevaar ziet, de schreeuw hoort die hij met zijn handen tegen zijn oren probeert te weerstaan, terwijl hij het zelf ook weer uit lijkt te schreeuwen.

Welk gevaar er dreigt wordt niet duidelijk, dat zit misschien wel verborgen in de natuur, of binnen in de figuur zelf. Het beeld is als het ware een weergave van visionaire psychologie, de expressieve uiting van een nachtmerrie waarin de binnen- en buitenwereld in elkaar verstrikt zijn geraakt, een en al schreeuw, een en al angst.

Edvard Munch was inderdaad bevangen door angst, door doodsangst, zoals hij zelf zei. Hij had al op jonge leeftijd bij het doodsbed van zijn moeder en een van zijn zussen gestaan en kwam daar zijn leven lang niet van los. Het maakte hem agressief en bracht hem in een zenuwcrisis, waardoor hij moest worden opgenomen in een kliniek. Inderdaad: net als Vincent van Gogh een decennium eerder. Zijn levensloop vertoont wonderlijk genoeg op meerdere punten overeenkomsten met zijn tien jaar oudere tijdgenoot. Ook Munch had een vader die zich sterk bezighield met religieuze zaken, die tot diep in de nacht kon zitten bidden, zijn hoofd verborgen in zijn schoot, hoewel hij geen geestelijke was, maar een armenarts. Ook Munch maakte furieus ruzie met een vriend; hij verloor daarbij een vingerkootje. En beiden werden door de omstandigheden gedreven pioniers in de schilderkunst.

Munch werd in zijn werk beïnvloed door de huiveringwekkende afbeeldingen van Hieronymus Bosch, de kronkelende figuren van El Greco en de zelfexpressie van Paul Gauguin en Vincent van Gogh. Zelf zou hij met zijn expressieve zeggingskracht weer schilders als Oskar Kokoschka, Emil Nolde en de Duitse expressionisten beïnvloeden en met zijn vloeibare, in zichzelf gevangen figuren diverse beeldend kunstenaars uit de jugendstil en hedendaagse kunstschilders als Francis Bacon, Maria Lassnig en Lucian Freud, die allemaal op hun eigen manier het onderwerp angst zouden uitbeelden. Maar geen van hen spreekt zo veel mensen zo sterk aan als Munch met dit ene werk.

Iemand schrijft in een reactie op internet: ‘Ik zie in dit plaatje een weerklank op het leven. Ik heb hem opgehangen en eronder geschreven ‘Denken is verschrikkelijk’.

Iemand anders schrijft: ‘Ik hoef geen definitie van kunst te weten, die heb ik hier voor me. Ik heb me nog nooit zo dicht bij een kunstwerk gevoeld als dit: ik ben die figuur.’

En weer een ander: ‘Het schilderij is een innerlijke schreeuw die we allemaal kennen als bepaalde ellende er bij ons uit wil. Bij mij wel tenminste. Hoewel alles vanbuiten normaal lijkt, heb ik vanbinnen soms de neiging om te gaan schreeuwen.’

In feite is elke schreeuw een roep om liefde. Je komt tot rust als je weet hoe geliefd je bent. ‘Volmaakte liefde drijft de angst uit’, schrijft de apostel Johannes (1 Johannes 4:18). Maar wie kent die volmaakte liefde? De schreeuw beheerst de wereld.

Op de een of andere manier resoneert dit verontrustende beeld met de tijdgeest, raakt het juist nu een gevoelige snaar, refereert het aan een algemeen beleefd, maar onbestemd gevoel dat in ons wordt opgeroepen door de gewelddadige en schaamteloze tijd waarin we leven. ‘De Schreeuw’ beeldt dan ook niet zomaar een schreeuw uit, het is een en al schreeuw, een primal scream van angst. Die angst krijg je hier in zijn meest rauwe vorm voorgeschoteld, zoals je hem op diverse manieren in onze cultuur onder ogen zult komen, terwijl je hem ook in allerlei toonaarden om je heen hoort, en wellicht in jezelf. De angst waarvoor?

Edvard Munch (1863-1944) maakte tussen 1893 en 1910 vier schilderijen van ‘De Schreeuw’, twee in olieverf, één in tempera en één in pastel, en ook nog een getekende lijnversie in steendruk op wit en blauw papier (Nasjonalgalleriet, Oslo).

 

golgothaGenade bij Edvard Munch (2)
Edvard Munch schildert de gekruisigde tussen de mensen voor wie Jezus bidt. Jezus hangt licht en kalm tegen een duistere achtergrond, met onder zich even duistere mensen die naar hem toe en van hem af bewegen. Je ziet hoe de schilder onder het kruis de mensheid heeft samengebald in een verwrongen kluwen wezens, die als in een web gevangen zitten in de omlijsting van de aarde en hun ondergang tegemoet dreigen te gaan. Het masker van de dood, nee, de dood zelf is in iedereen voelbaar.

Niemand anders kon de grimas van de dood zo beklemmend weergeven als deze Noorse kunstenaar. Maar kijk dan hoe Jezus boven de massa wordt uitgetild, en hoe hij daarin onderscheiden is van de rest, en hoe hij in onschuld wordt afgebeeld, als een kind bijna.

‘Wanneer ik van de aarde omhooggeheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen’, had hij gezegd (Johannes 12:32). Hij zal daar op dat punt een nieuwe mensheid scheppen, die geen angst meer kent voor de dood.

Op de afbeelding van Munch zie je hoe Jezus met grote, heldere ogen over de mensenmenigte uitkijkt en zijn mond opent. We weten wat hij heeft gezegd om die nieuwe mens te creëren. Luister maar hoe daar elke veroordeling tot een einde wordt gebracht.

‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen’, klinkt het vanaf het kruis (Lucas 23:34). Jezus’ gebed wordt daar in die uren verhoord: God zal iedereen vergeven, alle mensen, en daarmee komt het nieuwe leven beschikbaar dat God voor iedereen op het oog heeft.
‘Vader’, bad Jezus dus. Terwijl hij op deze plaats van executie tussen hemel en aarde hing, verbond hij God als Vader met ons mensen.
‘Vergeef het hun’, bad hij. Vergeven betekent het kwaad niet toerekenen, afzien van vergelding, loslaten, vrij zetten.
‘Want ze weten niet wat ze doen.’ Nee, mensen wisten niet wat ze deden door deze onschuldige te veroordelen. Het kwaad hield zich schuil. Iedereen dacht namelijk dat het terecht was dat er iemand aangewezen en veroordeeld zou moeten worden, een zondebok om het voor even goed te maken. Altijd waren er weer zondebokken nodig, want iedereen kende kwetsuren en tekorten waar iemand anders voor moest boeten; het was oog om oog, tand om tand. Maar hoe gerechtvaardigd zo’n oordeel ook kon zijn, het hield het kwaad wel in stand; het hield iedereen in zijn greep als in de dikke contouren van het web waar Munch zijn mensheid in had gevangen.

Totdat Jezus zichzelf uitleverde om zonder dat iemand dat verwachtte elke veroordeling in het ongelijk te stellen. Want God wist wél wat hij deed. Jezus kwam niet om de wereld te veroordelen, maar om haar te redden (Johannes 3:17). ‘Golgota’ heet het schilderij, schedelplaats betekent dat, deze plaats van terechtstelling, die voor alle mensen een plaats van vrijspraak zou worden. Omdat Jezus zelf geen enkele zonde had begaan, kon hij de zonden van iedereen op zich nemen. Toen God alle zonden van de hele wereld in Jezus veroordeelde, trad hij tegenover Jezus op als rechter – zodat hij voortaan voor altijd onze Vader zou kunnen zijn. Dankzij Jezus veroordeelt God niemand nog, waarom zouden we elkaar dan blijven veroordelen, of bang zijn voor welke veroordeling dan ook, of zelfs voor de dood?

God verhoorde daar op Golgota – waar Munch terecht een plaats van grote angst van heeft gemaakt – voor eens en altijd Jezus’ gebed: ‘Vader, vergeef het hun.’ Het resultaat daarvan lezen we verderop in de Bijbel: ‘Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood’ (Hebreeën 2:14-15).

Edvard Munch (1863-1943), ‘Golgota’ (1900, Munch museum, Oslo).

 

GrunewaldGenade bij Matthias Grünewald
Op dit schilderij van Grünewald zie je een van de meest indrukwekkende uitbeeldingen van het lijden van Jezus. Links ondersteunt Johannes Jezus’ moeder Maria en lijdt Maria van Magdala met Jezus mee. Rechts wijst Johannes de Doper Jezus aan als het lam van God. Maar alle aandacht is gericht op het verkrampte lichaam van Jezus aan het ruw houten kruis.

Het lijden van Jezus wordt in het Nieuwe Testament met weinig woorden weergegeven. In het Oude Testament lees je er meer over. Je wordt vanuit die benauwde uren aan het kruis meegevoerd in een wijds toekomstperspectief. Zoals in Psalm 22, waar na het kruismoment de uitroep klinkt: ‘Zijn gerechtigheid zal verkondigd worden aan volgende generaties, omdat Hij het heeft volbracht’. Jesaja 53 vertelt uitvoerig wat Jezus met zijn lijden dan wel heeft volbracht. Hij was daar op dat moment veracht, van mensen verlaten en niet om aan te zien, zegt de profeet. Door God verstoten, door een onrechtvaardig vonnis weggenomen. Waarom? Om met ons te ruilen. Om onze zonden werd hij doorboord; voor onze schuld offerde hij zijn leven; onze ziekte droeg hij, ons lijden; zijn striemen brachten ons genezing; zijn straf werd onze vrede; de tuchtiging die hij onderging was voor ons welzijn.

Kijk hoe Gods gerechtigheid tot stand kwam: Jezus werd vernederd, zodat wij verhoogd zouden worden als zijn nakomelingen. Je zou Psalm 22 en Jesaja 53 er eens bij moeten pakken terwijl je het Isenheimer Altar, zoals dit schilderij heet, bekijkt. Niemand ging dieper dan Jezus, om ons hoger op te tillen. Door zijn toedoen slaagde wat God als Vader wilde: dat we als zijn kinderen zouden delen in zijn glorie.

Matthias Grünewald (1470-1528), ‘Kruisiging’ (1515, onderdeel van het Isenheimer Altar, Unterlinden Musée, Colmar).

 

Crucifix-MichelangeloGenade bij Michelangelo Buonarroti
Het kwaad zit in ieder mens, zeggen ze. Maar het zat niet in Jezus – daarom kon hij het kwaad ontmaskeren en overwinnen. Michelangelo heeft Jezus in zijn onschuld uitgebeeld aan het kruis.
Michelangelo Buonarroti, de beroemde Michelangelo van de plafondschilderingen in de Sint Pieter in het Vaticaan in Rome (waar je het bekende detail kunt zien van God die zijn hand uitstrekt naar de uitgestrekte hand van de mens) en het witmarmeren Davidbeeld in Florence, was zeventien jaar oud toen hij dit houten beeldje maakte.

Jezus hangt naakt te kijk, maar zet als onschuldige al het kwaad te kijk. Want daar aan het kruis werd duidelijk waar het kwaad vandaan komt. Ieder mens begeert wel iets van een ander. Maar zodra hij dat grijpt, laadt hij schuld op zich. Die schuld wil hij kwijt en dat doet hij door iemand anders te beschuldigen. Maar die ander beschuldigt ook weer iemand. Zo ontstaat er een spiraal van rancune, boosheid, wraak, geweld. We zijn altijd op zoek naar een zondebok om onze schuld op af te wentelen, iemand die we kunnen veroordelen, zodat alles weer in orde lijkt.

Dat zie je gebeuren met Jezus: eerst werd hij toegejuicht, maar toen beschuldigd en veroordeeld. Zo kwam hij in dezelfde spiraal terecht waarin alle mensen gevangen zitten. Niemand ontkomt eraan.
Of toch wel. Want Jezus doorbrak die cirkel, als eerste en enige. Hij was namelijk een zondebok zonder zonde; hij werd onterecht beschuldigd en veroordeeld. Met zijn kruisiging kwam het wezen van het kwaad aan het licht. Jezus ontmaskerde Satans bedoelingen: mensen aanklagen, beschuldigen en vernietigen. Satan wordt door Jezus dan ook de mensenmoordenaar genoemd, de bron van alle leugen.

Een leugenaar, terecht. Want sinds het kruis heeft Satan niets meer te zeggen: daar werd de veroordeling veroordeeld, toen Jezus een onrechtvaardig vonnis onderging door als enige onschuldige de schuld van alle mensen op zich te nemen en daaraan stierf.

‘Hij heeft de heerschappijen en de machten ontwapend, hen openlijk aan de kaak gesteld en over hen getriomfeerd door het kruis’, lezen we over het resultaat van Jezus’ kruisdood (Kolossenzen 2:15).

Michelangelo Buonarroti (1475-1564), ‘Crucifix’ (1492, Santo Spirito kerk, Firenze).

 

William Holman Hunt-657947Genade bij William Holman Hunt
Jezus groeide op in de timmermanszaak van Jozef. Later heeft hij die zaak misschien wel overgenomen: hij stond immers bekend als de timmermanszoon. Hier zie je hem als jongvolwassene in zijn werkplaats op een leeftijd waarop hij nog aan zijn openbare optreden moet beginnen, geschilderd door William Holman Hunt.

Het schilderij waar we nu naar kijken heet ‘De schaduw van de dood’. Holman Hunt heeft hierop zijn onderwerpen tot in de kleinste details en met heldere directheid vastgelegd. Het is alsof je alles bekijkt door een vergrootglas. De schilder lijkt met de nadruk die hij legt op de echtheid van alles wat hij afbeeldt te willen zeggen: kijk maar, voel maar, het is allemaal waar, het heeft allemaal betekenis. Het tafereel zit dan ook boordevol verwijzingen. Je ziet bijvoorbeeld de spullen uit Jezus’ kindertijd die van de wijzen uit het oosten stammen en waar zijn moeder Maria bij geknield zit, materialen die bij de kruisiging horen, klaargemaakt voor de Romeinen om de executie te voltrekken, en allerlei andere attributen met een symbolische lading.

Holman Hunt schilderde dit tafereel in Israël op locatie en had daar duidelijke bedoelingen mee: hij wilde laten zien hoe heel Jezus’ leven in het teken van zijn kruisdood stond. Daarom werpt Jezus’ schaduw het silhouet van een gekruisigde op de muur en zie je hoe Maria daarvan schrikt.

Eigenlijk draait dit schilderij om haar. Bij de geboorte van Jezus had ze al gehoord dat er een zwaard door haar ziel zou gaan vanwege haar kind (Lucas 2:35). Hoe schrikwekkend ook, het is een herkenbaar beeld, dat zwaard door de ziel van de vrouw: kent niet iedere moeder de angst voor het verlies van haar kind, de dood, die vanaf de geboorte aan ieder mens kleeft? Is een vrouw daarom beklagenswaardig, omdat ze alleen maar leven kan voortbrengen dat moet sterven? Het blijft een vreemd gegeven, de dood in ons leven, vooral in het leven van een pasgeboren baby, juist omdat kinderen van leven spreken en in hun prille levenslust een besef van eeuwig leven bij ons losmaken. Kijk hoe we met dit kwetsbare leven in onze handen smelten: zelfs de meest robuuste man raakt nog vertederd. Ja, ieder kind wordt geboren om te leven. Behalve Jezus dan, want die kwam ter wereld om te sterven. Heel zijn aardse leven was betrokken op zijn einde, en dat afgebroken leven zien we hier geplet als een schaduw op de muur.

De titel van dit schilderij verwijst naar een tekst uit Psalm 23: ‘Al ga ik door een dal vol schaduw van de dood, ik vrees geen kwaad, want u bent bij mij’. Want wat je ziet is niet alleen maar een en al droefenis. In het licht dat van buiten naar binnen schijnt gloort hoop. Jezus zou sterven om vrouwen troost en uitzicht te bieden: hun kinderen mogen leven! Het waren dan ook vrouwen die als eersten getuige waren van zijn opstanding. Ook Maria was daarbij en op dat moment werd de pijn van het zwaard in haar ziel weggenomen.

‘Wees niet bang’, zei de engel bij het lege graf tegen hen, ‘ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan (Matteüs 28:5-7).

William Holman Hunt (1827-1910), ‘De schaduw van de dood’ (1870, City of Manchester Art Galleries).

 

Gauguin_Il_Cristo_gialloGenade bij Paul Gauguin
Paul Gauguin heeft de gekruisigde Christus in het dagelijks leven geplaatst. In een Frans boeren herfstlandschap zitten drie vrouwen rondom hem. Ze zijn volledig in rust op hem geconcentreerd. Jezus wordt geaccentueerd met zware lijnen, de rest doet decoratief aan. Hoewel ze hem geen van allen aankijken, zie je de vrouwen luisteren. Ze doen denken aan Maria, die volgens Jezus het beste deel had gekozen door aan zijn voeten te blijven zitten.

De vrouwen hebben met hun handen in de schoot de rust van Jezus overgenomen. Hij heeft de strijd gestreden, geroepen ‘Het is volbracht!’ Nu heeft hij zijn hoofd op zijn schouder te rusten gelegd en zijn Geest gegeven.

Wat zullen de vrouwen van zijn Geest te horen krijgen?
Die fluistert hun in dat hier en nu een nieuw verbond tussen God en hen tot stand is gebracht. God legt zijn vrede in hun harten en gedachten, zodat ze zullen weten wie ze zijn en wat ze moeten doen. Ze mogen rusten.

De vrouwen hoeven geen angst meer te kennen, geen moeite om iets goed te maken, geen stress om te voldoen. De Geest wekt in hen het besef op dat ze kinderen van God zijn en dat ze daarom ‘Abba, Vader!’ mogen roepen (Romeinen 8:15-16).

De rust die ze kennen is het vertrouwen in Gods genade, zijn onverdiende gunst. Jezus heeft gewerkt – daarin mogen zij en jij en ik rusten.

Paul Gauguin (1848-1904), ‘De gele Christus’ (1889, Albright-Knox Gallery, Buffalo).

 

NoldeGenade bij Emil Nolde
Emil Nolde was een van de kunstenaars van wie het werk in nazi-Duitsland voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog als ‘entartete Kunst’ werd bestempeld: kunst die niet deugde, ontaard, waardoor het hem onmogelijk werd gemaakt om te blijven werken. Toch ging hij door, in een verborgen kamer in zijn afgelegen huis in Noord-Duitsland, waar hij piepkleine aquarellen bleef maken, die hij vlug kon wegstoppen. Deze ‘ongeschilderde schilderijen’, zoals hij ze noemde, zijn van een prachtige eenvoud en directheid, kleurrijk en treffend.

‘Uit niets iets tevoorschijn tekenen is een wonderbaarlijke sensatie van goddelijke creatieve kracht’, schreef de oude kunstenaar tijdens het produceren van zijn plaatjes. ‘Als een artiest iets heeft gemaakt waar hij tevreden over is, kunnen heersers en koningen en wie het maar wil beweren dat het niets is, maar dat zal zijn gevoel dat hij iets heeft bereikt niet schaden.’

Nolde beschouwde zichzelf als een schilderende evangelist. Hij was een schilder van innerlijk vuur, die in vorm en kleur zijn meest instinctieve eigen wezen wilde uitdrukken.

De bijbelverhalen die hij sinds zijn kindertijd had gehoord en die hem bleven fascineren waren een belangrijk onderdeel van zijn innerlijk universum. De schilder maakte in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog een negenluik van het leven van Jezus, dat nog altijd is te zien in zijn huis tussen de glooiende korenvelden in Seebüll, Neukirchen. Zijn vrouw Ada beplantte de grond rondom hun villa met een bonte verzameling bloemen in perken die je alvast een levendige, liefelijke en kleurrijke introductie geven op het expressieve werk dat haar man hier achterliet. Maar stap je de deur door de trap af het souterrain in, dan is het alsof je een klap in je gezicht krijgt: je stuit op een kruisiging in ketsende kleuren die pijn doen aan je ogen. De rauwe figuren lijken je te willen bespringen. Ik heb er met mijn vrouw ademloos naar staan kijken. Juist omdat ze zo intens op het doek zijn geperst in fel rood, geel en groen, lijken ze daarvan los te willen scheuren. Ze brengen je in verlegenheid met hun primitieve en grimmige verschijning, die iets voor-menselijks en onderaards heeft.

Jezus is bij Nolde nooit alleen; ook op deze afbeelding is hij onderdeel van een bont, volks gezelschap. Daar hangt die ene moordenaar, die met de meute mee heult. De ander zoekt juist steun bij Jezus. De vrouwen staan als aan de grond genageld, de wanhoop nabij. Een stel kerels probeert hun geluk te beproeven met gokken; hun onverschilligheid lijkt te zeggen dat Jezus allang is opgegeven. Het is een rauwe werkelijkheid, grof geschilderd, ‘voorbij verstand en kennis’, zoals de kunstenaar het hoogtepunt van zijn oeuvre typeerde.

Jezus hangt zo laag dat je hem bijna recht in de ogen kunt kijken. Heb je ooit iemand gezien die zo ver van God verwijderd was? God mag dan de zon laten opgaan over goede en slechte mensen, op dit moment trekt hij al zijn genade terug. Het is pikkedonker, drie uur lang.

Je hoeft geen ervaring met de zonde te hebben om te weten hoe ernstig die is. Geen ervaring, maar wel openbaring; kijk naar Jezus en je weet het. Als je dan ook maar weet dat het resultaat van de zonde jou niet en nooit meer hoeft te treffen.

Want waarom riep Jezus: ‘Mijn God, mijn God waarom hebt u mij verlaten?’ (Matteüs 27:46). Zodat God nu tegen jou kan zeggen: ‘Nooit zal ik je afvallen, nooit zal ik je verlaten’ (Hebreeën 13:5).

Emil Nolde (1867-1956), ‘Kruisiging’, onderdeel van een negendelige werk ‘Het leven van Christus’ (1912, Noldehuis, Seebüll)

 

ChagallGenade bij Marc Chagall
Volken hebben door alle eeuwen heen gezocht naar minderheden die ze konden uitsluiten en brandmerken als zondebok. Vaak waren dat Joden. Marc Chagall schilderde Jezus als Jood. Hij was zelf een Jood, afkomstig uit Rusland, die in zijn vaderland de pogroms meemaakte en de haat tegen Joden in Europa rondom en tijdens twee wereldoorlogen. Dat maakte hem tot een vluchteling, totdat hij zijn plek vond in Frankrijk en daar in alle rust tot op hoge leeftijd zijn werk kon uitbouwen. Hij hield er een eigen museum aan over in Nice, waar je in zijn beeldrijke wereld verwonderd rond kunt dwalen.

Chagall werd beroemd als beeldverteller van wonderbaarlijke verhalen in sprookjesachtige kleuren, die werkte alsof hij droomde en zo een heel eigen wereld creëerde van circussen, Russische dorpen, vliegende violisten en bruidsparen, engelen en mythische wezens, waarin we onze fantasie de vrije loop kunnen laten en onze wensen, angsten en dromen kunnen herkennen. Zijn werk is door en door Joods, verbonden met de vreugde en innerlijke verdieping van de chassidische mystiek. Een belangrijk en geliefd deel van zijn enorme oeuvre bestaat uit afbeeldingen van bijbelverhalen, die hij al mediterend verwerkte op papier, doek en glasramen. Hij noemde zichzelf iemand die was geboren tussen hemel en aarde; werken was voor hem als bidden.

Picasso zei over hem: ‘Als Chagall schildert, weet je niet of hij slaapt of wakker is. Hij moet ergens in zijn hoofd een engel hebben.’

Zelf verklaarde hij: ‘Die andere werkelijkheid, de bovennatuurlijke werkelijkheid, is voor mij belangrijker dan de zichtbare.’ En over zijn geloofsbeelden: ‘Ik heb de Bijbel gedroomd.’

Sinds ik me in mijn tienerjaren bewust werd van de schoonheid van kunst houd ik van dit vriendelijke werk. In mijn kast staat naast een stel naslagwerken van de kunstenaar een Chagall-bijbel, in mijn studio hangt een afbeelding van Besaleël (de kunstenaar uit Exodus, die wat door Mozes in de hemel was gezien in kunstwerken vastlegde), en in Jeruzalem ben ik met mijn vrouw door de gangen van het Hadassaziekenhuis gewandeld, om de synagoge op te sporen die in het gebouwencomplex verstopt zit. Daar hebben we in een oase van rust, licht en kleur de afbeeldingen in twaalf ramen van de stamvaders van Israël in hun symbolische rijkdom tot ons door laten dringen.

Jezus nam een belangrijke plaats in Chagalls voorstellingen in, meestal tussen lijdende Joden geplaatst. Veel Joden namen dat de schilder niet in dank af, omdat Jezus door hen geassocieerd werd met het christendom dat hun veel leed had aangedaan. Chagall hield er echter een verzoenende houding op na en vond dat Joden moesten openstaan voor een positieve inbreng van christenen, misschien wel op grond van de belofte in het Nieuwe Testament dat de volgelingen van Jezus de Joden tot jaloersheid zullen wekken (Romeinen 11:11).

Toen ik bij een in Chagall gespecialiseerde galerie in Amsterdam een litho kocht waarop Ruth staat afgebeeld, vertelde de galeriehouder me dat deze prent voor Chagall aanleiding was om zijn standpunt over de verhouding tussen christenen en Joden kracht bij te zetten. Zoals de heidense Ruth haar Joodse schoonmoeder zegende met korenschoven en koeken, zo moesten de Joden steun van christenen accepteren, vond hij.

Chagall werd gedreven door liefde. ‘Kunst moet de liefde onder mensen versterken’, zei hij in een interview. ‘De wereld kan hoe dan ook alleen gered worden door liefde’, schreef hij in een inleiding in een van zijn boeken, ‘zonder liefde zal de wereld langzaam ten onder gaan.’ En tegen studenten zei hij: ‘Het zegt niets of je talent hebt of een genie bent, een werk moet een en al liefde zijn.’

De gekruisigde Jezus was voor Chagall de lijdende Jood bij uitstek. Hij heeft hem vaak getekend en geschilderd, als kind al, en ook in glas vastgelegd. Op ‘De witte kruisiging’ zie je Jezus omringd door bedreigde en lijdende Joden. Eén heeft een thorarol onder zijn arm, een ander een schandbord om zijn nek. Je ziet bootvluchtelingen, een Joods dorp na een pogrom, klagende Joden, een brandende synagoge, een koopman die wegrent, een angstige moeder met kind. Het zijn stuk voor stuk beelden uit het collectieve geheugen van de Joden over hun lijden.

Maar de menora brandt, het symbool van Gods Geest onder mensen. Daarboven torent Jezus aan een kruis, beschenen door een lichtbaan uit de hemel. Boven zijn hoofd prijkt de inscriptie ‘Jesjoea Hannatserie Wemellek Hajehoedim’ – ‘Jezus van Nazaret, koning der Joden’: de aanklacht, die werd omgekeerd in een zegen, de zegen van Gods naam, die beschikbaar kwam voor alle mensen.

Bij Chagall draagt Jezus vaak een talliet, een Joods gebedskleed, een witte doek met vijf blauwe of zwarte strepen aan de uiteinden en kwasten aan de punten. Dat kleed verwijst naar de vleugels van God, waaronder volgens de profetie gerechtigheid en genezing te vinden is . De ladder nodigt uit om daar te schuilen (Maleachi 3:20).

Jezus heeft duidelijk gemaakt dat mensen geen enkele reden hebben om elkaar te blijven uitsluiten, vervolgen en veroordelen.

‘Ze hebben mij zonder reden gehaat’, heeft hij gezegd (Johannes 15:25).

Omdat hij als onschuldige ieders schuld op zich nam, kunnen we elkaar niet meer blijven beschuldigen. Hij spreekt iedereen vrij: alle volken, alle minderheden, alle jodenhaters en Joden ook. Zijn kruisiging is met recht een witte kruisiging: onze overgave aan die vrijspraak schept ruimte voor een nieuwe wereld, die geen droomvoorstelling zal blijven.

Marc Chagall (1887-1985), ‘De witte kruisiging’ (1939, Art Institute, Chigago).

 

lam_gods_grt

 

Genade bij de gebroeders Van Eyck
Hubert en Jan van Eyck hebben Jezus als een lam geschilderd voor zijn kruis en tussen groepen engelen, martelaren, profeten en apostelen. Het altaarstuk in de Sint Bavo kathedraal in Gent staat bol van betekenissen. Je ziet het lam bijvoorbeeld op een kist staan: dat is de ark van het verbond uit het Oude Testament. De ark is afgesloten met het massief gouden genadedeksel met twee cherubs die het bewaken. Daarop sprenkelde de hogepriester een keer per jaar bloed van een offerdier, dat verzoening moest brengen tussen God en zijn volk (Leviticus 16).

Het lam zelf staat centraal op het schilderij. Johannes de Doper had Jezus als het lam van God aangewezen, dat de zonde van de wereld weg zou nemen (Johannes 1:29). Hier zie je het lam met een keelsnee als geslacht, zoals Jezus in het laatste bijbelboek wordt beschreven (Openbaring 5:6). Het zuivere bloed van Jezus heeft vanaf het kruis gevloeid om ons van al onze vuile zonden te reinigen (1 Johannes 1:7). Het heeft definitief verzoening tussen God en mensen gebracht (Romeinen 3:25, 1 Johannes 2:2): dat bloed heeft Jezus namelijk mee de hemel in genomen, waar het eeuwig zijn kracht blijft bewijzen (Kolossenzen 1:20, Hebreeën 9:12).

Nu begrijp je misschien waarom het bloed in deze voorstelling wordt opgevangen in een avondmaalsbeker: zo houden we in gedachten dat we er allemaal altijd waar en wanneer dan ook weer van mogen nemen.

Daarom hebben de broers hun voorstelling ook middenin de actualiteit geplaatst. De kleding toont de mode uit de late Middeleeuwen, en op de achtergrond zie je de Utrechtse Domtoren, waar ik zo vaak onderdoor gefietst ben, en die toen net gebouwd was.

Jan van Eyck (ca. 1390-1441) en Hubert van Eyck (ca. 1366-1426) – ‘De aanbidding van het lam’ (1432, Sint Bavo kathedraal, Gent).

 

the-harrowing-of-hell-by-peter-howsonGenade bij Peter Howson
Sommige schilders weten met hun visionaire kracht door te dringen in de betekenis van het sterven van Jezus. Jezus ging zo diep voor ons, dat hij volgens de Bijbel afdaalde tot in de diepste hel. Hij was als Jona, de profeet die in een storm overboord werd gegooid en werd opgeslokt door een zeemonster en die plaats de eeuwige vergrendeling noemde, het dodenrijk. Toch zou hij er door God uit opgetrokken zou worden, zoals hij in de buik van de vis zei (Jona 2:1-7).

Jona werd inderdaad door de vis aan land gespuwd. Jezus verwees naar die gebeurtenis en noemde het een teken van wat hij zou bereiken (Matteüs 12:39-40). Hij zou de hel haar sleutels afnemen en daar het evangelie verkondigen (1 Petrus 3:18-20, 4:6, Openbaring 1:18, zie Matteüs 16:19). We lezen in een van de evangeliën dan ook het wonderlijke bericht dat bij zijn opstanding de graven in Jeruzalem zich openden (Matteüs 27:51-53).

Peter Howson schilderde in 2007 een serie die hij ‘The Harrowing of Hell’ noemde, het doorploegen of schokken van de hel. Howson groeide op in Glasgow en werd als jonge kunstschilder in de jaren ’90 voor het Britse ministerie van cultuur naar Bosnië gestuurd om daar ter plekke zijn indrukken van de oorlog vast te leggen. Het leverde schokkende beelden op van verkrachtingen en geweld.
De kunstenaar werd met zijn fel realistische doeken gaandeweg een fenomeen: zijn werk werd bijvoorbeeld gekocht door Madonna, David Bowie, Mick Jagger en Sylvester Stallone. Zijn buitenproportioneel geschilderde figuren met hun groteske bewegingen en enorme spiermassa’s, die doen denken aan Marvel Comicshelden, weerspiegelen de macho cultuur van de straat, maar laten ook een gevoelig oog zien voor verworpen mensen.

Met zijn kunst nodigt Howson je uit zijn leven binnen te stappen. Je ontmoet een ‘complete nutter’, zoals hij zichzelf noemt, een bezeten, rusteloos man. Maar in zijn latere werk ook een veranderde man. Tijdens het afkicken van alcohol en drugs in 2000 gaf Howson zich over aan Jezus en werd hij ‘opnieuw geboren’, zoals hij zelf zegt.

‘Ik ben jarenlang boos geweest en daar hoorde drank en drugs bij, totdat ik me realiseerde dat God de enige veilige verslaving is. Het kostte me drie of vier maanden om te ontdekken hoe het voelt om geliefd te zijn en lief te hebben.’

Howson heeft inmiddels veel op de Bijbel geïnspireerde voorstellingen geschilderd, waaronder een veertiendelige stripachtige kruisweg met indringende close-ups van Jezus.
In zijn ‘Harrowing of Hell’ plaatste hij Jezus midden in een moderne hel onder een deprimerende, vervuilde stad. Hij liet het hier als een theater van het leven krioelen van de mensen. Sommigen komen juist op boten binnenvaren, alsof ze de doodsrivier zijn overgestoken, anderen vallen uit de moderne wereld de diepte in, als in een droom. Het zijn verwrongen, gedemoniseerde zielen, die duidelijk bevrijding nodig hebben, maar panisch op Jezus in zijn gekruisigde houding reageren.

Komt Jezus je wereld binnen, dan zal hij je schokken, lijkt Howson te zeggen, totdat je zijn houding van overgave – die hij toont aan het kruis – durft over te nemen.

Peter Howson (geboren 1958), ‘The Harrowing of Hell’ (2007, particulier bezit).

 

salvador-dali-the-christ-of-st-john-of-the-crossGenade bij Salvador Dali
Op dit schilderij van Salvador Dali zien we hoe Jezus Christus de verbinding legt tussen hemel en aarde.
Voordat Jezus als Gods Zoon op aarde wordt geboren, zegt hij in de hemel tegen zijn Vader: ‘Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen’ (Hebreeën 10:7). Halverwege zijn optreden in Israël leert hij zijn leerlingen bidden: ‘Laat uw wil gedaan worden, op aarde zoals in de hemel’ (Matteüs 6:10). Met die woorden helpt hij hun om uit te zien naar wat hij zal volbrengen. Het gebed dat hij zijn leerlingen leerde om hun voor te bereiden op wat zijn kruisdood zou uitwerken, het beroemde ‘Onze Vader’, werd inderdaad compleet verhoord. Voordat het zover was, bad Jezus: ‘Laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt’ (Matteüs 6:10). Die wil werd voltrokken aan het kruis.

Want het was Gods wil dat al het kwaad in Jezus veroordeeld zou worden. Waarom? Zodat hij alle mensen zou kunnen zegenen. Gods zegen komt vanuit de hemel via zijn woorden ons leven binnen om van invloed te zijn. Geen zonde of vloek staat die zegen nog in de weg. Daarom kon Jezus na zijn opstanding met zegenende handen van de aarde vertrekken en zal hij met zegenende handen terugkeren (Lucas 24:50 en Handelingen 1:11). Intussen is hij in de hemel, waar hij op dit moment Gods zegen voor ons beschikbaar stelt. ‘Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelsferen, in Christus, met talrijke geestelijke zegeningen heeft gezegend’, schrijft de apostel Paulus (Efeziërs 1:3, 13-22).

Salvador Dali schilderde Jezus aan het kruis boven de aarde in vogelperspectief. De Spaanse schepper van surrealistische en hyperrealistische droombeelden zag hem als een kosmische realiteit. En inderdaad is het belangrijk dat we Jezus’ volmaakt volbrachte werk vanuit hemels gezichtspunt kennen. Het is daar immers eens voor altijd aanvaard, bevestigd en geldig. Jezus is verheven, heeft de hoogste naam gekregen en laat zijn invloed onafgebroken gelden in ons aardse bestaan. Onze zonden zijn definitief vergeven, wij zijn voor eens en altijd aanvaard, Gods liefde wordt ons dan ook onafgebroken aangeboden (Filippenzen 2:9). Vandaar die gouden gloed die vanaf Jezus uitstraalt naar de aarde.

De kunstenaar uit Figueres schilderde de aarde in een laag perspectief, met de horizon op ooghoogte, waardoor je op het schilderij twee werkelijkheden ziet. Het aardse tafereel staat echter wel door de verticale lichtval in verbinding met de hemelse Jezus, en dat is precies wat een leven met Jezus kenmerkt: je bent door Gods Geest voortdurend verbonden met de hemel.

Kijk ten slotte naar de boot die klaarligt voor een grote vangst: Gods zegen is voor jou vanuit de hemel vrij beschikbaar. Het is alsof de kunstenaar ons aanspoort om met Jezus in die boot te stappen.

Salvador Dali (1904-1989), ‘Kruisiging, Christus van Johannes van het kruis’, genoemd naar een zestiende-eeuwse Spaanse monnik, die de gekruisigde Jezus van bovanaf had geschetst (1951, Art Gallary and Museum Kelvingrove, Glasgow).

 

Untitled c.1950-2 by Mark Rothko 1903-1970Genade bij Mark Rothko
Leven geven, daar was het Jezus om te doen toen hij zijn leven voor ons gaf. In de kunst is maar weinig uitgebeeld van het leven voorbij het kruis. Dus geef ik mijn eigen interpretatie daarvan aan de hand van een abstract-expressionistisch doek.

Dit is een schilderij van Mark Rothko, een Amerikaan van Russisch-Joodse afkomst. Hij schildert enorm grote kleurvlakken. Ze zijn gemaakt om te beleven. Hij wil dat je er pal voor gaat staan, zodat je er als het ware deel van wordt. Om dat te ervaren moet je je niet laten afleiden; het omgevingslicht moet daarom gedempt zijn.

In dit schilderij zonder titel zie je drie vlakken. Kom je dichterbij, dan is het alsof je in een gloed komt te staan, terwijl je voeten verbonden blijven met een grauw deel.

Dat lijkt op ons leven met Jezus. Ben je het kruis gepasseerd, dan stap je in een gloedvol nieuw leven. Je bent als nieuwe schepping met de hemel verbonden. Straks zal heel de schepping vernieuwd zijn, maar jij bent dat al vooruit. De toekomst is naar je toegekomen en daar vanuit mag je leven.

Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen (2 Kor. 5:17).

Maar je leeft nog wel op de oude aarde. Je wandelt in dit nieuwe, eeuwige leven voorlopig nog door de aardse tijd, die zorgen, moeiten en verval voortbrengt. Toch staat er geschreven dat je van binnenuit van dag tot dag vernieuwd wordt (2 Korintiërs 4:16). Dat weet je als je in Jezus’ gloed staat.

Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd (2 Korintiërs 3:18).

Mark Rothko (1903-1970) – schilderij zonder titel (1951, Tate Gallery, Londen).

 

GreinerGenade bij Max Greiner Jr
Toen ik naar een leeg kruis zocht, vond ik deze op internet. Het is van de Amerikaanse kunstenaar Max Greiner Jr, die ook tuinen ontwerpt waarin je van alles over Jezus kunt beleven.

Wat me in dit gietijzeren kunstwerk aanspreekt is de open vorm. Het kruis is leeg en je kunt er zomaar doorheen lopen. Het vertelt daarmee niet alleen dat Jezus het kruis achter zich liet, maar ook dat hij voorbij het kruis een nieuwe realiteit heeft geschapen. Je hoeft er alleen maar binnen te wandelen.

Wat Jezus heeft bereikt met zijn dood en opstanding is de geboorte van een nieuw soort mens, die vrij is van veroordeling, vrij van een levenslange angst voor de dood (Hebreeën 2:15). In plaats daarvan ben je gekwalificeerd om te zijn zoals hij nu is (1 Johannes 4:17). Met dat bewustzijn leven volgelingen van Jezus zijn leven op aarde. Vandaar dat de Bijbel de kerk het lichaam van Jezus noemt.

Ik vind het leuk dat er op de foto een paar jongeren voor die kruisconstructie staan. Zij vertegenwoordigen de toekomst van de kerk die voorbij het kruis begonnen is. Een hoopvolle toekomst. God gaat het volmaakt volbrachte werk van Jezus tot volle openbaring brengen. De kerk gaat opstaan als Jezus. We zullen een wereldwijde reformatie zien die nog niet eerder is vertoond en die de samenleving rigoureus zal beïnvloeden: de kerk zal volstromen met de volheid van Jezus (Efeziërs 1:18-23, 4:13).

Max Greiner Jr (geboren 1951) – Empty Cross (2010, Kerrville)

 

Willem de Vink
(Verschillende perikopen hierboven komen uit mijn boek ‘Dit is liefde, Vincent’)