Het evangelie van genade

Nu vertrouw ik u toe aan God en aan het evangelie van zijn genade.
Handelingen 20:32a


Paulus heeft drie jaar in de stad Efeze gewerkt. Nu neemt hij afscheid van de oudsten van de huiskerken daar. Hij heeft ze daarvoor speciaal laten optrommelen op het Macedonische strand. En kijk hoe hij hen achterlaat. Hij bindt hen aan het hart van God: aan het evangelie van genade.

‘Vergeet niet hoe ik ieder van u drie jaar lang dag en nacht onder tranen steeds weer raad heb gegeven. Nu vertrouw ik u toe aan God en aan het evangelie van zijn genade’ (Han. 20:31b, 32a).

Hoor je het? Daar kan hij hen aan toevertrouwen. Dat is de kern van zijn werk in deze christengemeenschap geweest. Want daar ligt de levensbron voor iedere christen: in de voedingsbodem van het evangelie van genade.

‘Genade’ is geen grappig toevoegsel aan het evangelie. Zonder genade bestaat er geen evangelie. Alles draait daarom: als je in Jezus bent, veroordeelt God je niet meer om je zonde. Integendeel, dan zal Hij je juist zegenen met zijn overvloed. Dat strekt Hem tot eer. Daarom is het zo belangrijk dat je vol zult zijn van die genade.

Als je het evangelie niet kent als het evangelie van genade, mis je de kern. Zodra je ervan wegloopt, kom je bloot te staan aan veroordeling. De vloek van de zonde duikt dan weer op. Daarom zegt Paulus in een andere brief: ‘Er is geen ander evangelie. Wanneer iemand (…) iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb (…) vervloekt is hij!’ (Gal. 1:7-8).