Jezus’ wond brengt ons genezing

Op die dag verbindt de HEER de wond van zijn volk en geneest hij de striemen die het zijn toegebracht.

Jesaja 30:26

Elk lijden dat Jezus ondergaat is voorzegd door de profeten. Alles heeft dan ook een specifieke betekenis ten gunste van ons. Hoewel Jezus geen ziekte had gekend, maakt de geseling zijn lichaam nu ziek.

Van voetzool tot kruin, niets is ongeschonden: een en al wonden en builen en striemen, niet verbonden, niet verzorgd, niet met olie verzacht (Jes. 1:6).

Jezus neemt op dat moment onze ziekten op zich, zodat wij in plaats daarvan nu genezing ontvangen.

Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam (Jes. 53:4).

‘Waarlijk!’ begint deze zin in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. Het is echt zo: elke ziekte, elk lijden heeft Hij op zich genomen – voor ons.

Zijn striemen brachten ons genezing (Jes. 53:5).

De geseling veroorzaakt eerst striemen, maar na veel slagen een open wond. Als Petrus deze profetie uit Jesaja in zijn brief aanhaalt, spreekt hij dan ook van één striem (1 Pet. 2:24). Die ene wond van de gesel staat voor al onze ziekten. In het Grieks is gesel trouwens hetzelfde woord voor kwaal (‘mastix’). Met de geseling neemt Jezus al onze kwalen van ons over.

‘Ga in vrede en wees genezen van uw kwaal’ (Marc. 5:34).

Johannes 19:1-18 Matteüs 27:26-33 Marcus 15:15-22 Lucas 23:25-31