Als Jezus

God zei: ‘Laten we mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem.
Genesis 1:26a, 27a


Evenbeeld, evenbeeld, evenbeeld: tot drie keer toe wordt hier op de eerste bladzijde van de Bijbel Gods scheppingsplan benadrukt. God wil als Vader mensen die op Hem lijken. Kinderen!

Die mensen wil Hij zegenen, staat er dan (Gen. 1:28), zodat ze talrijk worden. Onze hemelse Vader wil een aarde vol gezegende zonen en dochters.

Zoals een kunstenaar de drang heeft om zichzelf uit te drukken in zijn werk, zo heeft God de Schepper het verlangen mensen te maken die op Hem zullen lijken. En zoals een kunstenaar veel kunstwerken nodig heeft om tot uitdrukking te brengen wie hij is, wil God veel kinderen om tot uitdrukking te brengen hoe groot en rijk en veelzijdig Hij is (Ef. 3:18, 19).

Het prototype van Gods zonen en dochters is zijn Zoon Jezus Christus. Hij is een perfecte weerspiegeling van de Schepper. Hij brengt de Vader precies tot uitdrukking. Hij is ook degene die als voorbeeld geldt voor de rest van Gods schepping, voor al die zonen en dochters. Wij zijn bestemd om op Hem te lijken.

En omdat God als Schepper zijn werk volmaakt volbrengt, zal Hij niet rusten voordat jij op Jezus zult lijken (Ef. 1:4-6). Voor dat vormingsproces ben jij op deze wereld geplaatst. Jouw bestemming is dat je stukje bij beetje meer en meer op Jezus zult gaan lijken. Daarvoor koos de Vader jou uit. Daar is het Hem in zijn genade om te doen.

‘Wie hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters’ (Rom. 8:29).