Hij noemt jouw naam

Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’

Johannes 20:16

Jezus trekt zich jouw lot aan. Hij komt in jouw gevoelens. Om je eruit te halen. ‘Waarom huil je?’ vraagt Jezus (Joh. 20:15). Hij weet hoe je je voelt. Hij ziet je uitzichtloosheid, je verkrampte handen, je tranen. Maar met zijn vraag maakt Hij je er al uit los.

‘Wie zoek je?’ vraagt Hij (Joh. 20:15). Kom eens los uit de aandacht op je pijn en verdriet, die je gevangen houdt in jezelf. Wat mis je? Bedenk eens wie je nodig hebt.

‘Maria!’ zegt Hij dan (Joh. 20:16). Jezus reikt Maria zichzelf aan zoals Hij haar ziet. Zijn stem bevrijdt haar uit haar gebogen gestalte die zichzelf in pijn en moeite ziet. Hij richt haar op naar het beeld dat Hij van haar heeft.

‘Rabboeni!’ roept Maria (Joh. 20:17). Met die kreet stapt ze uit haar uitzichtloze zelfbeeld. Ze heeft Hem gehoord en nu ziet ze Jezus. Ze gaat in op de verbinding die Hij met haar wil leggen.

Jezus noemt haar naam en benoemt daarmee haar nieuwe mens. Maria reageert erop door Jezus haar meester te noemen, die inderdaad mag zeggen wie ze werkelijk is. Ze zegt dat in haar eigenheid, in haar eigen taal (‘rabboeni’ is Hebreeuws voor ‘mijn meester’).

We weten van Maria van Magdala dat ze een gespleten persoonlijkheid was, gekweld door demonische machten die haar beheersten. Maar ook dat Jezus haar daaruit bevrijdde (Marc. 16:9). Nu zien we hoe Hij haar als nieuwe mens aan haarzelf teruggeeft.

Als Jezus jouw naam noemt, bedoelt Hij altijd degene die Hij in jou ziet. Dat woord heeft enorme scheppingskracht. Want zodra je daarnaar luistert, ben je dat ook.

Johannes 20:1-18 Matteüs 28:1-15 Marcus 16:1-13 Lucas 24:1-35