Jezus veroordeelt niet en nooit

‘Ik veroordeel u ook niet.’

Johannes 8:11

Tumult op het tempelplein. Een groep mannen duwt een vrouw voor zich uit. Ze drommen samen rondom Jezus en plaatsen de vrouw in het midden. ‘Betrapt op overspel!’ roepen ze, terwijl ze naar de vrouw wijzen. ‘Die moet volgens de wet gestenigd worden (Lev. 20:10, Deut. 22:22). Wat zegt u?’

Iedereen houdt de adem in. Wat zal Jezus antwoorden? Als Hij zegt dat de wet moet gelden, is Hij zijn reputatie van genade kwijt. Zegt Hij dat ze mag gaan, dan legitimeert Hij de zonde. Maar Jezus keert zich van het opgewonden tafereel af. Hij bukt zich en schrijft in het zand dat op het stenen plaveisel van de tempel ligt. Als de mannen blijven aandringen, richt Hij zich weer op.

‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen’ (Joh. 8:7).

Dan bukt Hij zich opnieuw en schrijft verder. Het blijft stil, maar de ene na de andere schriftgeleerde druipt af. Ten slotte blijft Jezus alleen over met de vrouw en de omstanders. Vervolgens richt Hij zich op naar haar. Hij vraagt waar haar aanklagers zijn gebleven.

‘Heeft niemand je veroordeeld?’ (Joh. 8:10) vraagt Hij.

‘Niemand, heer’ (Joh. 8:11).

‘Ik veroordeel je ook niet’ (Joh. 8:11), antwoordt Hij haar.

Want dat is Jezus ten voeten uit: zonder enige veroordeling. Hij veroordeelt geen man of vrouw die zondigt, geen mens of volk dat zich van God heeft afgekeerd – niemand, nooit. Hij is namelijk niet gekomen om te veroordelen, maar om te redden (Joh. 3:17).

Waarom geen veroordeling? Omdat God het zo wil. Hij wil jou.

Johannes 8