Vrije toegang tot God

Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige.

Hebreeën 4:16

Precies op het moment dat Jezus uitroept: ‘Het is volbracht!’, scheurt het voorhangsel in de tempel doormidden. Plotseling komt beschikbaar wat tot dan toe verborgen was voor iedereen: Gods aanwezigheid.

Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën (Mat. 27:51).

Het voorhangsel was een vuistdik gordijn dat het binnenste van de tempel in tweeën verdeelde. Het scheidde het heilige af van het allerheiligste. Ooit stond de ark van het verbond in het allerheiligste, de genadetroon waarop God zetelde (Ex. 26:31-34). Maar die was ten tijde van Jezus allang zoekgeraakt. Toch was deze allerheiligste plek nog altijd verboden terrein. Alleen de hogepriester mocht er een keer per jaar komen (Lev. 16:2). Dan sprenkelde hij een keer bloed omhoog, om God te tonen dat er geofferd was. En zeven keer naar beneden, om God te verzoenen met mensen (Lev. 16:14).

Maar nu scheurt het voorhangsel, de afscheiding tussen God en mensen. De cherubs die op het gordijn als wachters geweven zijn wijken uiteen. Het gordijn scheurt van boven naar beneden, omdat God er zelf de hand in heeft. Jezus’ bloed heeft gevloeid. Dat voldoet zo goed, dat iedereen nu voortaan altijd vrijuit God mag benaderen. God is niet langer verborgen. De sluier van de wet die Gods heerlijkheid voor ons verborgen hield is weggerukt (2 Kor. 3:6-18).

Toen Jezus aan zijn optreden begon, scheurde de hemel open, zodat de Vader kon juichen over zijn Zoon (Marc. 1:10). Nu scheurt het voorhangsel, zodat de Vader kan jubelen over zijn kinderen (Sef. 3:17).

Johannes 19:31-42 Matteüs 27:51-66 Marcus 15:38-47 Lucas 23:47-55