Wet of genade in de opvoeding

Zolang een erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, ook al is hij reeds de eigenaar van de hele erfenis.
Galaten 4:1

Paulus vergelijkt de wet met een toezichthouder in de opvoeding. Die is er voor kinderen die nog onmondig zijn, zegt hij (Gal. 4:1-3). Maar wij worden beschouwd als volwassen erfgenamen van de Vader, die leven vanuit de opbrengst van Gods genade (Gal. 4:4-7).

Je kunt deze kijk op wet en genade eenvoudig toepassen op onze opvoeding. Daar zijn wetten en regels nodig, maar uitsluitend om onze kinderen de genade binnen te leiden, zodat ze de rest van hun leven de volle zegen van de opvoeding kunnen genieten.

Natuurlijk moeten er regels in huis zijn. Kinderen moeten weten wat ze wel en niet kunnen maken, voor hun eigen bestwil en ter wille van hun omgeving.

Maar regels staan nooit op zichzelf. De relatie gaat er bovenuit. De bevestiging ook. De warmte van het hart moet sterker spreken dan de kille, onpersoonlijke regels.

In de tienerjaren maken de regels plaats voor een volwassen omgang tussen ouders en kinderen. Dan heeft ook in het gezin de wet afgedaan en blijft er een relatie vol genade over, waarin je elkaar accepteert en liefhebt, fouten bespreekbaar maakt en vergeeft. Er is vertrouwen, zodat je ontspannen en op gelijke voet met elkaar omgaat.

Gezonde gezinnen worden gebouwd op het fundament van genade. De opbrengst daarvan wordt al vroeg zichtbaar.