107 Jezus, Anne Frank en ik in onze vormingsjaren

Tieners maken een spannende tijd door. Je gaat je bewust worden van wie je bent in deze wereld, tussen mensen die soms wel,m soms niet te vertrouwen zijn. Er ligt een onbekende toekomst voor je waarin van alles van je verwacht wordt en waarin je moet ontdekken wat je zelf wilt. Je neemt beslissingen die de rest van je leven zullen bepalen. In dit artikel onderzoek ik wat we van Jezus en zijn tienerjaren kunnen leren en verwonder ik me over het vooorbeeld van Anne Frank.

Bezig met de Vader
Wat weten we van Jezus als tiener? In Jeruzalem wordt zoals elk jaar het Pascha gevierd, een festiviteit van acht dagen. Voordat de pelgrims die daarvoor toestromen gaan feestvieren brengen ze een offerdier naar het tempelplein, waar het plaveisel baadt in bloed, het zicht verschuift door rookgordijnen en de lucht zwanger is van mannenzweet, uitwerpselen en verbrand vlees. Ook Jozef zal een lam gebracht hebben, samen met Jezus. De jongen moest niet alleen vanuit de heilige boeken weten wat al die rituelen te betekenen hadden, maar het ook zien, ruiken, voelen, proeven.

Als het feest ten einde loop raakt Jezus in alle drukte zoek. Zijn ouders zijn de stad al uit als ze merken dat Hij zich niet bij hun stoet heeft aangesloten. Ze maken halsoverkop rechtsomkeert en zoeken heel de stad af. Tot hun stomme verbazing vinden ze Hem in de tempel. Daar zit Hij rustig te kletsen met een stel wetgeleerden, mannen die gespecialiseerd zijn in de heilige boeken. Ze amuseren zich met het knaapje, dat al zo scherp de inhoud van de boekrollen doorziet. De leermeesters zijn vooral verrukt dat Hij hun onafgebroken vragen blijft stellen.

Als zijn ouders Hem verwijten maken, antwoordt Jezus: ‘Waarom hebben jullie Mij gezocht? Weten jullie dan niet dat Ik thuis moet zijn in de dingen van mijn Vader?’
Ze begrijpen niet precies wat Hij bedoelt, maar nemen Hem mee terug naar huis.
Zijn moeder verbaast zich over wat Hij daar in de tempel zei. Moet Hij bezig zijn met een vader? Welke vader? Ze bewaart zijn woorden in haar hart, lezen we.

Tieners met vragen
We krijgen in dit tafereel dat door Lucas werd beschreven een glimp van Jezus als tiener te zien. De tienerjaren worden wel ‘de moeilijke jaren’ genoemd, omdat tieners in hun zoektocht naar zichzelf stevig kunnen botsen met hun omgeving. Maar het zijn vooral ook beslissende jaren. Tieners sorteren voor op hun volwassenheid, door zichzelf belangrijke vragen te stellen en daarover hun eerste antwoorden te formuleren. ‘Wie ben ik?’ ‘Waarom besta ik?’ ‘Waar kom ik vandaan?’ ‘Waar ga ik naartoe?’ Ze worden zich bewust van een wereld die door volwassenen geregeerd wordt en zijn waarschijnlijk bang. Waar vinden ze houvast?
In hun bewustwordingsproces spelen ook andere vragen, zoals: ‘Hoe hoor ik erbij?’ ‘Wat doe ik als het leven niet eerlijk is?’ ‘Wanneer moet ik zwijgen, wanneer spreken?’ Daarom gaan jongeren op zoek naar wat er in hun ogen toe doet: naar vriendschap, eerlijkheid, trouw, vertrouwen, het juiste doen, aan de goede kant staan en wegblijven van de duistere kant. Tegelijkertijd zullen ze de verleidingen het hoofd moeten bieden die hen afhouden van wie ze diep vanbinnen willen zijn. Welke stemmen klinken er in hun leven die hen helpen om hun eigen stem te ontdekken?

In de wereldliteratuur is de ontwikkeling van een mens naar volwassenheid een dankbaar onderwerp. In wat in de boekenwereld wel de narrative of the self heet maken jongeren een begin met hun levensverhaal door belangrijke keuzes te maken, keuzes die vertellen wie ze zijn en zullen worden.
Er komen in coming-of-age boeken een stoet aan jonge mensen voorbij, die met hun ontluikende zelfbesef de harten van lezers veroveren. Denk bijvoorbeeld aan Cosette, Marius en Gavroche in Les Miserables van de Franse schrijver Victor Hugo, aan Oliver Twist en David Copperfield van de Britse auteur Charels Dickens en aan Iljoesja in De gebroeders Karamazov van de Russische romanschrijver Fjodor Dostojevski. De lijst onvergetelijke tienerpersonages kan gemakkelijk aangevuld worden met namen als Tom Sawyer en Huckleberry Finn (Mark Twain), Alice (Lewis Carroll), Kees de jongen (Theo Thijssen), Holden Caulfield (in The Catcher in the Rye van J.D. Sallinger), Tiuri (De brief voor de koning, Tonke Dragt), Nono het zigzagkind (David Grossman), Sofie (Jostein Gaarder), Harry Potter (van J.K. Rowling). En met Anne Frank!

Anne Frank stelt een voorbeeld
Anne Frank (1929-1944) is hét voorbeeld van het tienermeisje dat haar eigen stem vindt en daarmee ruimte opeist voor zichzelf. Hoe? Door een meesterwerk te schrijven.
Haar onwrikbare plaats in de wereldliteratuur is haar niet alleen toegekomen doordat ze de lezers in haar dagboeken weet mee te nemen in haar aangrijpende oorlogservaringen. Jawel, ze is een Joods meisje, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam moet onderduiken en verraden en vergast wordt. Want inderdaad, Het Achterhuis is een verschrikkelijk oorlogsdocument. Lees bijvoorbeeld wat ze schrijft op vrijdag 9 oktober 1942 over de Jodenvervolging: ‘Wij nemen aan dat de meesten vermoord worden. De Engelse radio spreekt van vergassing, misschien is dat wel de vlugste sterfmethode. Ik ben helemaal van streek…’
Maar Het Achterhuis is ook een monument omdat Anne Frank met haar unieke geestkracht en schrijftalent (we hebben het over een meisje dat maar net vijftien jaar geworden is) scherp en glashelder de vraag stelt om serieus genomen te worden. Ze worstelt met het feit dat ze tussen de volwassenen klein gehouden wordt, en daarmee geeft ze een stem aan alle tieners die zich daarin herkennen.
Op 30 oktober 1943 noteert ze: ‘De ene dag is Anne zo verstandig en mag alles weten en de volgende dag hoor ik weer, dat Anne nog maar een klein dom schaap is dat van niets afweet…’ Ze is dan veertien jaar.

Met haar verlangen naar erkenning richt Anne Frank zich eerst en vooral naar haar vader. Kinderboekenschrijver Guus Kuijer schrijft daarover in zijn boek Het geminachte kind: ‘Ik vind het moeilijk om iets te zeggen over Annes vader, want wat deze man heeft opgebracht gaat mijn voorstellingsvermogen ver te boven. Voor hem richt Anne een standbeeld op dat door haar harde kritiek des te meer reliëf krijgt. Voor mij is hij de overtuigendste vader uit onze literatuur. Dat is natuurlijk niet alleen zijn prestatie, dat is tevens de literaire prestatie van Anne Frank.’
Dat Anne een ingewikkelde verhouding met haar vader heeft blijkt uit meerdere dagboekaantekeningen. Ze schrijft: ‘Ik verlang iets van vader dat hij niet in staat is te geven…’
Kuijer schrijft: ‘Ondanks Annes verering voor haar vader vindt zij dat zij, ook door hem, wordt geminacht.’
Anne doet dit probleem dat ze met haar vader heeft inderdaad verderop in haar dagboek uit de doeken.
‘Hij heeft me altijd behandeld als een kind, dat moeilijke kindertijden moest doormaken,’ schrijft ze op 15 juli 1944. En dan komt het hoge woord eruit: ‘Ik wou niet als meisje-zoals-alle-anderen, maar als Anne-op-zichzelf behandeld worden…’
Ze richt zich tot haar vader om erkenning en bevestiging, omdat ze haarfijn aanvoelt dat ze daarvoor bij hem moet zijn. Hij kan voorzien in haar behoefte om duidelijkheid over wie ze is. Tegelijkertijd bevestigt ze met haar vraag de rol die een vader hoort te vervullen voor zijn kind, namelijk om het identiteit te geven. Het is een vraag die niet alleen bij een meisje in een kamer achter een verplaatsbare kast aan de Amsterdamse Prinsengracht leeft. Iedereen heeft bevestiging nodig, een stem die zegt wie je bent en dat je er mag zijn. We zien Jezus 2000 jaar eerder daarvoor aankloppen bij een vader waar hij thuis wilde zijn.

Jezus gaat op zoek
Het was zijn hemelse Vader naar wie Jezus op zoek was gegaan. Waarschijnlijk had Hij terloops, of juist op een goed afgewogen moment, van zijn moeder gehoord wat de engelen over Hem gezegd hadden, zodat Hij zou weten waar Hij vandaan kwam, of  waar Hij in ieder geval niet vandaan kwam. Jozef was zijn vader niet, zoveel was duidelijk. Maar waar Hij dan wel vandaan kwam moest hij zelf uitzoeken, en dat zal geen gemakkelijke opgave geweest zijn. Hij had geen voorbeelden in die zoektocht. Het was daardoor ook niet eenvoudig om te weten te komen wat de bedoeling van zijn bestaan was.
Misschien had zijn moeder Hem gezegd dat Hij maar moest vertrouwen, net zoals zij dat deed, maar wellicht had ze Hem er ook op gewezen dat Hij meer over Gods plan met zijn leven zou kunnen vinden in de oude boeken. In ieder geval zien we in zijn optreden als volwassen man dat Hij ze door en door kent en voortdurend betrekt op zichzelf. Hij weet dan inmiddels als geen ander wie Hij is.

De meeste Joodse jongens in Jezus’ tijd leerden lezen door met de heilig boeken aan de slag te gaan. De Tenach was hun lesboek. Dat lezen gebeurde in de plaatselijke synagoge, dat diende als gebedshuis en leerhuis, onder leiding van een rabbi, een dorpsleraar. Elk jaar volgden zijn leerlingen een strak schema om die boekrollen door te werken. Dat waren er nogal wat, hebben we gezien. De leerlingen leerden hele stukken uit het hoofd. Jezus zal zich bij al dat lezen hebben afgevraagd of Hij iets over zijn eigen bestaan kon ontdekken. Waar kwam Hij vandaan? Op wie moest Hij zich richten om te begrijpen wie Hij was? Was er iemand op wie Hij leek? Hij zal ernaar gezocht hebben hoe Hij God als zijn Vader moest zien. Wat kon Hij daarover vinden in wat Hij onder ogen kreeg?

Loskomen van vader en moeder
Hoe moest Jezus zichzelf zien? Wie ging Hem daarbij helpen? Een moeder zorgt voor haar zoon. Die moederlijke zorg is vooral gericht op zijn lichaam. Zij gaf haar lichaam toen zijn lichaam in haar groeide, en zij zal met zijn lichaam verbonden blijven. Haar zorg draait om voedsel, hygiëne en troost. Haar aanwezigheid geeft hem leven en geborgenheid. Jezus zal waarschijnlijk een hechte band met zijn moeder gehad hebben, temeer omdat Hij op zo’n bijzondere manier ter wereld kwam. Zij zou in zijn leven aanwezig blijven, tot het einde toe.
Een vader geeft zijn zoon identiteit. Hij is voor het kind in de eerste plaats een stem. Een vader stuurt en bevestigt zijn zoon met woorden. Hij zal zeggen wat hij in hem ziet en daar zal zijn zoon zich naar richten. Het zal bepalen hoe de zoon zichzelf ziet, hoe hij zich zal gedragen en wat hij zal worden.
Was Jozef zo’n vader voor Jezus? Of was er van begin af aan een afstand tussen hen, door wat de engel over Jezus gezegd had? We komen Jozef niet meer tegen in het leven van Jezus na zijn twaalfde. Wel komt een andere Vader in beeld, een die Hij zoekt in de oude boeken en in discussies met leraren en waarschijnlijk ook in de stilte van zijn hart. Hij maakt zich los van zijn ouders en kiest voor die stem.

Er komt een moment dat we ons los moeten maken van onze ouders. Ze hebben ons zo goed en zo kwaad geholpen om te ontdekken hoe we onszelf mogen zien. Maar nu moeten we zelfstandig verder met de kennis die we over onszelf hebben vergaard. Misschien blijft hun stem op de achtergrond nog meeklinken in ons doen en laten, maar de stemmen uit onze omgeving zullen steeds luider mee gaan klinken: die van onze vrienden, de media, school en studie, werk. En als we een levenspartner krijgen zal vooral die persoon invloed uit gaan oefenen op onze kijk op onszelf. Maar krijgen we daardoor het inzicht dat we nodig hebben om onszelf te kennen en ons leven richting te geven?
We zullen ontdekken dat we ondanks alles wat we over onszelf aangereikt krijgen door onze omgeving en vrienden toch op onszelf aangewezen blijven. We blijven vreemden in deze wereld, vreemden voor elkaar, ten diepste eenzaam. Wie kan ons echt vertellen wie we zijn, waarom we er zijn, of het er toe doet dat we er zijn?

De stem die kan zeggen wie we zijn
Als we het onszelf niet kunnen vertellen wie we zijn, en de mensen om ons heen ook niet, wie dan wel? We hebben een sterkere stem nodig, een die ons door en door kent en toch van ons blijft houden, en daarom kan zeggen wie we zijn. Iemand die ook nog ons hele leven bij ons blijft om ons daaraan te herinneren.
Met de kracht en veiligheid van die stem in ons leven kunnen we onze identiteit ontwikkelen. Als we vragen hebben over onszelf, geeft die stem antwoord. Als we twijfelen aan onszelf, schept die stem duidelijkheid. Als we onszelf kwijtraken, roept die stem ons terug. En als we onszelf tegenvallen, troost die stem ons. Het moet een stem zijn die vreugde in ons opwekt, omdat wat hij zegt over ons klopt, en ons opvangt en troost, ook als hij ons corrigeert. Die stem moet herkenbaar voor ons zijn, ons raken en diep van binnen bevestigen.

Jezus zocht naar die stem. Zijn ouders hadden Hem voor een tijdje verzorgd en begeleid, maar ze waren niet in staat om Hem klaar te stomen voor zijn levenstaak. In de tempel gaf Hij te kennen dat Hij een andere stem ontdekt had. Aan die Vader wilde Hij zich toewijden, omdat Hij die nodig had om te worden wie Hij was en daarin vol te houden. Dat besluit zou de rest van zijn leven bepalen.

Mijn eigen tempelmoment
Mijn ’tempelmoment’ waarop ik een besluit nam dat de rest van mijn leven zou bepalen kwam op mijn dertiende. Ik was in de zomervakantie naar een tienerkamp gegaan dat in een boerderij op de Veluwe gehouden werd. Ik werd daar ziek en lag de hele week met hoge koorts in de kampkeuken waar ik verzorgd werd. Op de laatste dag zei de leiding dat ik misschien toch maar eens een bijeenkomst in de groepstent mee moest maken, anders had ik helemaal niks aan de week gehad.
Ik zat in de scherpe geuren van tienerzweet en platgetrapt gras op de eerste rij. Na het zingen sprak een prediker over wat je met je leven kon doen: Jezus volgen of je eigen gang blijven gaan. Op dat moment kwam me helder voor de geest dat ik niet de kant van mijn vader op wilde, ook al leek ik nog zo op hem. Ik moest bij iemand anders zijn die me kon vertellen wie ik was en waar ik me op moest richten. Ik schoof van mijn klapstoeltje af, knielde en zei tegen Jezus dat ik Hem zou volgen, omdat ik op Hem wilde lijken. Ik had er op dat moment nog geen idee van dat Hij me bij een andere Vader zou brengen. En dat ik thuis zou komen bij Degene die me terugbracht bij mijn wortels en me een hoopvolle toekomst zou garanderen, zodat ik het leven van alledag des te intenser zou kunnen beleven.

Willem de Vink

Schilderij: William Holman Hunt (1827-1910), De twaalfjarige Jezus in de tempel, 1854–1860, olieverf op doek, 138 x 85 cm. Birmingham Museum and Gallery, Engeland.