Egbert Modderman – De weduwe van Naïn

Bewogenheid in actie

Modderman schildert universele thema’s op grote doeken. Nadat hij in 2015 een eigentijds portret van Sint Maarten had geschilderd werd hij de vaste kunstsschilder van de Martinikerk in Groningen. Hij kreeg de opdracht om voor de kerk de zeven werken van barmhartigheid uit te beelden. Toen hij daarmee klaar was had deze protestantse kerk voor het eerst sinds de beeldenstorm weer permanent een aantal kunstwerken onder haar dak.

Zes van de zeven werken van barmhartigheid zijn geïnspireerd door de woorden van Jezus. De doden begraven is dat niet. Modderman heeft de weduwe van Naïn uit het verslag van de evangelieschrijver Lukas uitgebeeld om een illustratie te geven van waartie Jezus ons wil aansporen. De zoon van de vrouw is gestorven en wordt door zijn moeder begraven. We lezen dat hij onderweg naar het graf door Jezus zal worden opgewekt. Dat moet enorm veel hebben losgemaakt, maar Modderman stelt de blijdschap over dat wonder uit. ‘Het is verleidelijk om die vreugde vast te leggen,’ zegt hij, ‘maar wat ik geschilderd heb is een moeder met haar hand op de doodskist van haar enig kind. Dat is een veel verdrietiger, maar ook veel herkenbaarder beeld. Er zit veel liefde in. Voor mij is dat, denk ik, het kernidee van mijn geloof, het gebod dat alle geboden overstijgt: Heb elkaar lief, zorg voor elkaar, doe dingen met liefde.’

De nadruk in de beschrijving van deze geschiedenis door Lukas ligt inderdaad in eerste instantie op het wegdragen van de dode. ‘Zie,’ zegt de evangelieschrijver, waarmee hij ons voorstellingsvermogen aanspreekt. Daarmee kunnen we ons inleven in het verdriet van de moeder. Modderman maakt dat visueel, we zien de stille wanhoop in haar ogen, op haar van tranen glanzende huid en in de manier waarop ze de spieren van haar wenkbrauwen en lippen samentrekt. We blijven daarom stilstaan bij haar pijn en nemen er iets van over. Zo ver wil Lukas ons inderdaad krijgen, want daarmee komen we dicht bij Jezus, die net zo naar haar kijkt. Met bewogenheid, lezen we. Dezelfde compassie zien we vaker bij Jezus terug wanneer Hij met een dode te maken krijgt. Soms gaat het om intieme momenten, maar hier heeft de schrijver het over een grote menigte die de rouwstoet vormde. En samen met al die mensen worden ook wij gevraagd om mee te leven.

Eerst kijken we dus met de blik van de omstanders naar de vrouw, maar vervolgens worden we uitgenodigd om met de ogen van Jezus naar haar te kijken. Dat is een bijzondere uitdaging die ons een stap verder zal brengen in ons meeleven. ‘Toen de Heer haar zag,’ lezen we. We kunnen ook lezen: toen de Heer naar haar omzag. Want het is voor Hem niet genoeg dat Hij de gevoelens van de vrouw herkent en met haar meeleeft. Wat binnenin Hem wordt opgewekt zal naar buiten komen. Zijn bewogenheid beweegt Hem tot actie. Op dat moment verricht Jezus de meest radicale daad die er bestaat, iets wat we ons nauwelijks kunnen voorstellen. Het is een demonstratie van hoop die alle werken van barmhartigheid vaart geeft.

Lukas, de schrijver die arts was, noteert iets wat hij nooit voor mogelijk heeft gehouden. Ook de omstanders zijn verbouwereerd: iemand keert uit de dood terug in het leven. Voor de moeder is dit wonder niet alleen haar tot troost, het is alsof ze zelf uit de dood is opgestaan. Ze heeft met haar zoon ook haar toekomst terug.

In de Martinikerk is een stroom mensen getuige van het verdriet van de vrouw. Ze zoekt de toeschouwers met haar ogen en vraagt om een reactie. Maar hebben ze ook Jezus gezien en hoe Hij daarop reageert? Geloven ze in het wonder, omdat ze hebben gezien wat Hij demonstreert, zijn macht over de dood? Dan weten ze dat geen werk van barmhartigheid ooit tevergeefs is.

Egbert Modderman (1989): De doden begraven, olieverf op doek, Martinikerk Groningen.

Doorlezen: Lukas 7:11-17; 8:40-56; Johannes 11:17-44; Openbaring 21:4.

Willem de Vink