Checko is de naam

De wekker rinkelde. Checko zat meteen rechtop: dit zou zijn dag worden! Hij sprong uit bed en trappelde een vreugderoffel op de grond. Ja, hij zou het baantje krijgen waar-ie van gedroomd had. In de reclame!

Hij had er goed over nagedacht. Hoe kom je in de reclame? Door te laten zien dat je reclame kunt maken. Dat je iets of iemand binnen de kortste keren beroemd kunt maken. Naamsbekendheid, daar draait ’t om in de reclame. Dat had Checko de vorige avond bedacht, toen-ie z’n dekbed tot onder z’n neus trok, nadat hij tegen zichzelf gezegd had dat hij niet langer vakkenvuller in de supermarkt wilde zijn. Geen dom werk meer doen, maar flitsend bezig zijn, dat wilde hij. Ha! Hij zou er komen. Hij wist wel hoe. En monter deed-ie z’n ochtendplas. Hij kleedde zich in z’n beste kleren, smeerde z’n haar vol gel, en vloog op z’n scooter naar het reclamebureau in de binnenstad. Hij duwde de glazen deur open en vertelde de dame achter de glimmende balie dat-ie de directeur wilde spreken.
‘Waar willu m’neer voor spreken?’ vroeg de dame.
‘Voor een gewichtig geval,’ zei Checko.
‘En wie kan ‘k zaggen dadderis?’ vroeg ze.
‘Checko Checkerico,’ zei Checko.
De glimmende dame knikte minzaam en zei: ‘Ogenblukje; gaadudaar maar euve zitten.’
Checko ging in de hal zitten en bedacht dat zelfs reuzen hier zouden verdwalen. Toen kwam de directeur uit een van de negen liften getrippeld.
‘Hallo-wat-moet-je-weinig-tijd,’ zei hij.
‘Ik wil bij u in de reclame komen werken,’ antwoordde Checko.
‘Diploma’s?’ vroeg de directeur.
‘Nee mijnheer,’ zei Checko.
Ervaring?’
‘Ook niet.’
‘Aanbevelingen?’
‘Ja, dat wel. Ik beveel mezelf aan. Checko is mijn naam. En ik weet hoe je iets in één klap beroemd kunt maken, mijnheer. Ik kan ’t bewijzen. Als mijn naam morgen overal in de stad bekend is, ben ik dan aangenomen?’
De reclamedirecteur keek hem aan. Er verschenen lichtjes in z’n ogen.
‘Accoord,’ zei hij. ‘Checko is morgen bij iedereen in the picture – en anders wil ik je nooit meer zien. Nu moven!’
De jongen drukte de hand van de directeur. Daarna sjeesde hij op z’n scooter naar de supermarkt en vertelde de filiaalhouder dat hij ’n ander baantje zou krijgen.
Fluitend vulde hij op z’n laatste dag de schappen. Na sluitingstijd at-ie ’n pizza met champignons en salami. Hij dronk er ’n cola bij en deed intussen wat belletjes. Daarna ging-ie naar huis en keek televisie.
Het werd donker in de stad. Rond ’n uur of elf verzamelden zich ’n stuk of tien jongens op scooters voor Checko’s huis. Toen Checko met een doos naar buiten kwam, ging er een gejuich op. Hij verdeelde de inhoud van de doos, gebaarde allerlei kanten op en riep boven het geronk van de motoren uit nog enkele bevelen. De jongens zwermden uiteen. Checko verdween zelf in de duisternis richting reclamebureau. Een uurtje later keerde hij terug naar huis.

De volgende morgen heerste er een vreemde stemming in de stad. De mensen die op weg waren naar hun werk of naar school – of waar dan ook naar toe – waren opgewonden.
‘Kijk nou toch op die bushalte!’
‘En op de ruit van de bank!’
‘Moet je zien, op de motorkap van die auto!’
‘En op de muur van ’t viaduct.’
‘Nee zeg! Op deze lantaarnpaal ook al.’
‘En daar, op de klok van de toren.’
‘Ach gut, daar op de vacht van dat hondje.’
‘Wa’s dat nou! Op m’n winkelruit!’
‘Checko, wie zou dat zijn?’
‘Checko, overal Checko!’
‘Zelfs op de bumper van die politie-auto staat Checko gespoten.’
‘Checko, waar je ook kijkt.’
De mensen wisten niet wat ze ervan moesten denken. Sommigen vonden ’t een goeie reclamestunt, anderen verknoeierij, die naam overal opgespoten.
Ondertussen zat Checko thuis met een tosti en een glas yoghurtdrink naar de stadsradio te luisteren. Er werd melding gemaakt van een graffitispuiter (of een georganiseerde groep spuiters – want één man kon toch niet zoveel werk in één nacht verzetten?), die de hele stad met de naam ‘Checko’ had beklad. Wat die naam te betekenen had kon niet met zekerheid worden gezegd; misschien werd dat duidelijk uit ’t politie-onderzoek dat zou volgen. De stadsreinigingsdienst was inmiddels al uitgerukt, geassisteerd door het brandweerkorps, want de stad kon er natuurlijk niet zo uit blijven zien. De wethouder van ruimtelijke ordening wilde geen uitspraak doen over de duur van de schoonmaakoperatie, maar dat het twee tot drie dagen tijd zou vergen voordat alle graffiti was verwijderd was wel zeker, en dat justitie er alles aan zou doen de dader te berechten stond ook wel vast, ‘want het kon toch niet zo zijn dat iedereen zomaar ongestraft de stad bevuilt,’aldus de wethouder.

Checko belde het reclamebureau. De dame met de glimmende stem verbond hem door met de directeur.
‘En? Hebt u ’t gezien?’ vroeg Checko.
‘Checko, ja gezien, ja. Ook op onze ruiten. Bekende naam geworden, ja. In één klap beroemd.’
‘Precies zoals ik gezegd had!’ zei Checko. ‘Ben ik nu aangenomen?’
‘Aangenomen, sure. Eerlijk is eerlijk: jij je baantje. Je kunt komen. Join us.’
Checko maakte een sprongetje in de lucht en scheurde op z’n scooter naar het reclamebureau. Daar kreeg hij een plaats achter een tafeltje op een kantoortje achterin een donkere gang op de onderste verdieping. Hij zat tegenover een kaal mannetje dat hem vertelde wat-ie moest doen. Hij moest muizenklemmen in de kasten zetten, prullenbakken legen en er tussendoor ook nog koffievlekken van de tafels poetsen.
Na z’n eerste werkdag wandelde Checko door de marmeren hal met de negen liften naar z’n scooter en siste tussen z’n tanden: ‘Yes! Dit is m’n plek!’
’s Avonds vierde hij met z’n graffitivrienden ’n feestje. Daarna stapte hij voldaan in bed. Hij pakte z’n knuffelbeer vast en prikte het beest in z’n buik.
‘Checko,’ zei hij, ‘- voortaan ben jij dat. Ja, ik geef die naam aan jou. En ik heet gewoon weer Peter, zoals m’n moeder me noemde. Dat lijkt me wel zo veilig voor een beroemdheid als ik. Checko, dat ben jij.’
En zo komt het dat niemand (behalve ’n paar vrienden) te weten kwam wie er achter Checko schuil ging, de naam die de stad in opschudding bracht. De jongen was nu voor iedereen Peter, en Checko ’n knuffel, veilig opgeborgen op Peters kamer. Alleen de reclamebureaudirecteur noemde Peter nog weleens met pretoogjes Checko.
De directeur was trouwens dik tevreden met z’n jongste aanwinst. Die deed ’t namelijk behoorlijk goed, daar in de reclame. Checko, of liever Peter, ontwikkelde zich tot junior-verkoopspecialist in allerlei soorten knuffels. In het tweede jaar van z’n reclamecarrière werd-ie senior. Hij kreeg ’n eigen kantoor op de derde verdieping, met ’n eigen computer, een planbord en ’n vitrine vol knuffels. En in het derde jaar zat-ie op de negende verdieping in een ruim kantoor met uitzicht over de hele stad tussen honderden knuffels, waar jonge knullen de koffievlekken van z’n bureau mochten poetsen. Maar hoewel hij zelf de mooiste knuffels bedacht, met prachtige bestemmingen voor waspoeders, luiers, natuurfondsen en andere zaken uit de zachte sector, bleef die ene oude knuffel die hij thuis bewaarde z’n favoriet. Die was in één klap beroemd geworden, al wist (bijna) niemand wie Checko werkelijk was.