Amen staat voor jou in

‘En heel het volk moet antwoorden: “Amen”.’

Deuteronomium 27:15

Mozes geeft instructies aan het volk hoe ze het beloofde land moeten binnengaan. Het is de bedoeling dat ze daar op twee bergen gaan staan, zes stammen tegenover zes stammen. Dan moeten ze elkaar de zegen en de vloek toeroepen.

‘Wanneer u straks door zijn toedoen in het land aankomt dat u in bezit zult nemen, moet u op de Gerizim de zegen uitspreken, en op de Ebal de vloek’ (Deut. 11:29).

Op elke vloek die klinkt moet heel het volk ‘amen!’ roepen. Typisch, want op elke zegen die klinkt volgt geen ‘amen’. Amen is een bevestiging. Het betekent ‘zo is het!’ Waarom moet alleen de vloek bekrachtigd worden? Die is wat God betreft toch niet van meer gewicht dan zijn zegen?

Twaalf keer klinkt het ‘amen’ op die berg van vervloeking. Twaalf keer wordt die vervloeking opgevangen door het woord amen. Heel het volk maakt gebruik van dat ene woord. Waarom? Omdat het verwijst naar Jezus. Amen is één van zijn namen.

‘Dit zegt Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping’ (Op. 3:14).

Jezus is de Amen, die de vloek opvangt. Jawel, de zonde veroorzaakt ellende, iedereen loopt er tegenaan, maar Jezus droeg dat allemaal in zijn lichaam. Hij is de Amen: Gods ‘zó is het!’

Hoe zit het dan met de vloek? Die is dus echt het zwijgen opgelegd. Niemand hoeft nog op die berg staan te roepen dat je wat ergs overkomt. God heeft daar een punt achter gezet. Luister dus naar Jezus, Gods Amen. Hij is de trouwe en betrouwbare getuige: Hij kan van jou getuigen dat je vrij bent van de vloek, omdat Hij die zelf op zich nam (Gal. 3:13).