De hogepriester in vol ornaat

Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst.

Openbaring 1:13

De hogepriester ziet er wel heel speciaal uit. Hij draagt een wit linnen tuniek, net als de priesters. Daar overheen heeft hij een kortere mantel (het priesterschort, de efod) in de kleuren van de tabernakel (Ex. 28:1-8). Die kleuren staan symbool voor de hemel (blauw), het bloed dat de aarde met de hemel verbindt (rood) en koninklijke waardigheid (purper). Aan de onderkant van de mantel bungelen om en om granaatappeltjes van stof en gouden belletjes (Ex. 28:31-35). De appeltjes symboliseren de vrucht die de Geest voortbrengt en de belletjes het getuigenis. Ze begeleiden hem tijdens zijn werk.

Op zijn schouders draagt de hogepriester twee edelstenen. Daar staan de namen op van de twaalf stammen van Israël (Ex. 28:9-14). Dezelfde namen staan ook op de twaalf edelstenen die hij op een tasje genaaid op zijn borst draagt (Ex. 9:15-29). Dat maakt duidelijk hoe waardevol Gods volk is: hij draagt haar op zijn schouders en aan zijn hart (Ex. 28:12, 29).

De hogepriester heeft ook een koninklijke tulband op zijn hoofd. Op de voorkant is een gouden diadeem bevestigd, waarop ‘Aan de HEER gewijd’ staat gegraveerd. Met dit embleem draagt hij de schuld van het volk weg (Ex. 28:36-38). De hogepriester ontleent zijn koninklijke waardigheid dus aan zijn ambt van verzoening, net als Jezus dat zal doen (2 Kor. 5:17).

Want in alles symboliseert de hogepriester Jezus. Ook in de gordel die hij om zijn middel draagt (Ex. 28:39). Alleen dienaren dragen gordels. De hogepriester is een dienaar van mensen, net zoals Jezus dat is. Hij dient mensen, jou en mij.

Want Johannes ziet Jezus zelfs in zijn verheerlijkte, hemelse verschijning nog steeds met een gordel om (Op. 1:13).