De tweede Adam: de hoogste koning

Nu is Adam de voorafbeelding van hem die komen zou.

Romeinen 5:14

Na de geseling nemen de soldaten alle tijd om Jezus te bespotten. Ze hebben gehoord dat Hij koning wordt genoemd. Ze kennen een spelletje waarbij de veroordeelde even koning mag zijn. Daarom vlechten ze een doornenkroon, die ze met stokken op Jezus’ hoofd slaan. Het zijn takken van de acaciastruik, met doorns van enkele centimeters lang. Ze drukken ook een rode mantel op zijn bebloede schouders. En ze geven Hem een stok in zijn rechterhand. Daarna vallen ze voor zijn voeten.

Spottend zeiden ze: ‘Gegroet, koning van de Joden,’ en ze spuwden op hem, pakten hem de rietstok weer af en sloegen hem tegen het hoofd (Mat. 27:29-30).

Jezus zwijgt al die tijd. Hij ondergaat alle pijn en vernedering voor ons – en zelfs voor heel zijn schepping. Hij staat daar als weerloze koning. Maar Hij draagt op dat moment de schande van de eerste koning en alle koningen na hem.

God had Adam aangesteld om als koning te heersen over de aarde (Gen. 1:26-28). Toen de eerste mens veroordeling toeliet door te eten van de boom van kennis van goed en kwaad, kwam heel de aarde onder de vloek te liggen. De aarde zou voortaan doorns voortbrengen (Gen. 3:18). Die doorns draagt Jezus nu op zijn hoofd.

Jezus heeft de vloek van ons afgenomen, zodat wij als koningen zullen heersen. Nu al (Rom. 5:17). Maar straks zal zelfs heel de schepping daar profijt van hebben, als wij als die koningen tevoorschijn komen (Rom. 8:19-21, Ps. 8).

De eerste Adam faalde. De tweede Adam is de hoogste koning geworden (Hebr. 12:2).

Johannes 19:1-18 Matteüs 27:26-33 Marcus 15:15-22 Lucas 23:25-31