89 De wonderlijke werking van Gods Woord (over preken)

Boodschappers hebben een boodschap. Maar wat nemen we eigenlijk op onze lippen? ‘De taak van de prediking is slechts een dienende: namelijk om voor Gods eigen Woord aandacht, eerbied en zakelijk begrip te verschaffen,’ zei de Zwitserse theoloog Karl Barth. Hij gebruikte een plechtstatige manier om te zeggen dat predikers bedienaars zijn van het Woord met een hoofdletter. Wat doen wij met die hoofdletter?

Wonderlijk is dit Woord dat wij mogen bedienen; onnavolgbaar hoe het werkt. Want God sprak en het was er. Zo is alles begonnen. En God bleef spreken. Daarbij bediende Hij zich van mensen, en van een boek.

Het Woord bedienen
De meest voorkomende frase in de Bijbel is: ‘God sprak…’ Ruim 3800 keer klinkt die, verspreid over zo’n 1600 bladzijden. Wat God te zeggen heeft raakt heel ons mensenbestaan. Het omvat onze complete werkelijkheid, het begin en het einde van de geschiedenis, en alles er tussenin, inclusief elke minuut van ons eigen leven.

Die betrokkenheid komt tot uitdrukking in Gods naam, JHWH. Het betekent: Ik zal er zijn – een woord dat zelfs 6828 keer in de Bijbel voorkomt. Gods naam is de zelfexpressie van wie Hij is, om er te zijn, zoals Hij er was en ook altijd zal zijn: Die is, Die was, Die komt. Dat is Hij voor ons in de eerste plaats in zijn Woord. We worden ons bewust van zijn aanwezigheid door wat Hij zegt.

Het Woord doet zijn werk
God spreekt, en Hij noemt zijn naam: die twee dingen moet elke prediker voor ogen staan. Heel Gods werk in de geschiedenis en in ons persoonlijke leven wordt tot stand gebracht en in stand gehouden door dat ene Woord, waarmee Hij zegt: ‘Ik zal er zijn’. Dat Woord geeft alles richting, vaart, uitzicht. ‘Hij draagt alle dingen door zijn Woord.’1 En dat wonderlijk werkzame Woord nemen predikers op hun lippen.

Hoe zal God er dan zijn? Wat doet dat Woord op onze lippen? Elke bedienaar van Gods Woord vraagt zich dat af. ‘Voorzeker, de Here HERE doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten,’ schreef de profeet Amos.2 Er is dus allereerst openbaring. Je hebt het gezien, het is je geopenbaard, want God heeft gesproken. Het is in de Bijbel uitgesproken door de profeten en apostelen en zichtbaar gemaakt door Jezus – en nu wordt het door jou opgepikt en weer verder verteld. Je hebt het gehoord, je bent het gaan zien, daarom kun je erover spreken. Maar wat gebeurt er dan, als je spreekt? Met Gods Woord op jouw lippen komt God zelf mee. Hij is in jouw woorden aanwezig en werkzaam, omdat zijn Geest in de wereld aanwezig en werkzaam is. Hij is dat in jou en door jou heen. Hij zal er zijn, dat is het wonder van Gods Woord bedienen.

Met geduld
Maar dan heb ik dus wel een worsteling – want wat zie ik van dat Woord terug? Als God spreekt, als Hij zegt: ‘Ik zal er zijn,’ en als ik dat namens Hem mag zeggen, wat werkt dat dan uit?
Jazeker: God spreekt, Hij geeft iets bloot van zichzelf en van zijn gedachten. Hij maakt zijn plannen bekend, toont glorieuze vergezichten en waarschuwt voor afschuwelijke rampen. Hij komt met het grote verhaal, geeft mensen een visie op het leven en de wereld. Hij komt ook in de kleine dingen en in onze moeilijkste uren. Hij is daar om ons te bemoedigen en bevestigen als Zijn geliefde kinderen. En Hij draagt mij op om dat aan anderen door te geven. Maar wanneer gebeurt nu eindelijk wat ik uit mocht spreken?

Dus vraag ik: ‘Wanneer, Heer?’ Terwijl ik dat zeg, vraag ik om Jezus. Wanneer komt Hij nou eens? Wanneer zie ik iets van zijn koninkrijk in deze wereld? Wanneer wordt Hij zichtbaar in al die nieuw geboren mensen? En wanneer mogen we Hem, die alles is wat God wil zeggen en van wie ik zoveel houd, nu eindelijk eens in de ogen kijken?

De spreker leunt op geduld. ‘Wat we weten door of langs de weg van openbaring kan niet gescheiden worden van de tijd die het kost om te bezinnen en te groeien,’ zei Rowan Williams, aartsbisschop van Canterbury. De vraag stellen naar Gods tijd is de vraag stellen hoe we de tijd nemen. God neemt de tijd, want Hij hééft de tijd en die wil Hij laten rijpen, zodat zijn genade nog meer glans zal krijgen.

Ik spreek omdat ik geloof. Het Woord is horen, de vervulling is zien. Ik heb het gehoord en kijk mee, vol verwachting. Maar of ik het zie? Geloven is uit het horen: God heeft het gezegd, en daarom geloof ik, vertrouw ik erop. En daarom wil ik blijven luisteren, ook zolang ik het nog niet zie. ‘Hij wekt mij het oor.’3 En omdat ik het Woord in mij mee draag, zucht ik mee met het zuchten van de Geest. ‘Wanneer, Heer?’ Ik zie het nog niet – maar ik zie Jezus. Daarom blijf ik spreken over Jezus.

In de Bijbel thuis
Predikers gebruiken de Bijbel om mensen bij Jezus te brengen. Althans, ik wel. De Bijbel is de wereld van Jezus. Gods boek omvat een grotere wereld dan onze wereld, met een begin van vóór de schepping en een einde aan alle dingen, dat weer een nieuw begin inluidt. Met Jezus in die uitgestrekte werkelijkheid in de hoofdrol als degene die is, die was en die komt – maar die toch ook, juist ook, middenin ons dagelijks leven bij onze kleine en grote dingen betrokken wil zijn. Hij is thuis bij mij en ik voel me thuis bij Hem. Ik voel me ook thuis in zijn huis.

Zelf ervaar ik de Bijbel als een huis waarin ik me thuis voel. Ik moet zeggen, waarin ik me steeds meer thuis ben gaan voelen, na al het aftasten en dwalen. Ik leer steeds meer kamers vol kostbaarheden kennen, zie in de gangen die ik doorwandel de verbanden, ben me bewust van een veilig verbondsdak, en heb het verbazingwekkend solide fundament van genade ontdekt, waar ik telkens weer naar terug kan keren. En ik ben op allerlei plaatsen de Hoofdbewoner tegengekomen. Ik heb me door Hem laten verrassen en ben me dus juist bij Hem thuis gaan voelen.

Mijn opdracht als spreker is om mensen op mijn ontdekkingstocht door dit huis mee te nemen. Ik mag mijn gehoor leren om zich er ook thuis in te gaan voelen, door de mensen erop te wijzen hoe God alles voor een ontmoeting tussen Jezus en ons heeft ingericht, en wat voor effect dat heeft op ons dagelijks leven. Het is het Woord dat die ontmoeting mogelijk maakt. Het Woord dat ik bedien. God spreekt en zegt: ‘Ik zal er zijn; hier in dit huis zul je Mij vinden; welkom thuis!’ Ik ben als prediker de gids in dit geweldige bouwwerk.

Vruchtbaar Bijbelgebruik
Maar pas op! De Bijbel is geen verzameling bijbelteksten. Beginnende sprekers kunnen hun toehoorders gemakkelijk laten verdwalen door met bijbelteksten te gaan goochelen. Ik bedoel dat ze teksten lukraak overal vandaan pukken voor hun eigen doeleinden (ervaren sprekers doen dat trouwens ook nog wel). Mijn advies aan hen is: leer expositioneel preken. Dat betekent: gebruik in je preek maar één bijbelgedeelte, en werk dat uit. Je leidt mensen als het ware door één kamertje, om daarin thuis te raken. Het voordeel is dat je dicht bij de tekst blijft, je gehoor helpt om te leren lezen wat er staat, en ze iets meegeeft wat ze thuis nog eens na kunnen lezen, om het zich beter toe te eigenen. Het is voor jezelf in je voorbereiding ook nog eens gemakkelijk om een thema in zo’n perikoop te vinden en daar je kernboodschap uit af te leiden. En je helpt jezelf om meer vertrouwen te hebben in de kracht van de Bijbeltekst (in plaats van in jouw vondsten).

Oswald Chambers, de schrijver van het onovertroffen dagboek Geheel voor Hem, schreef: ‘Probeer in uw eigen woorden te formuleren wat ge absoluut als de waarheid Gods aanvoelt, dan geeft ge God een mogelijkheid om het door middel van u aan iemand anders door te geven.’ Met andere woorden: maak je een bijbelgedeelte eigen en draag dat over.

Met gezag, want met ontzag
Wat straal je uit als je voor mensen staat? Je toehoorders vinden het best fijn als ze merken dat je enthousiast of met de nodige kennis en ervaring spreekt, maar wijsheid heeft pas echt impact. Wijsheid heeft ontzag voor de Bijbel, omdat wijsheid ontzag heeft voor God. Dat is de definitie van wijsheid in de Bijbel: ontzag hebben voor God.4 Dat ontzag geeft je gezag.

Heb je je aan Gods Woord toegewijd, zit je erin en leef je eruit, dan zullen de mensen dat merken. Niet omdat je je kennis zo nodig etaleert, maar omdat je weet waar je het over hebt, en dat geeft je gezag. Zelfs in een paar woorden is jouw ontzag voor de Bijbel merkbaar. Ook al raak je maar één snaar aan, één bijbelvers, de klankkast resoneert mee: alles wat de Bijbel voor jou betekent

Daarnaast kan jouw ontzag voor de Bijbel aanstekelijk werken. Mensen die gewend zijn om op apparaten te kijken, zien nu iemand voor zich met een boek in handen, dat voor hem zo’n beetje zijn kostbaarste bezit is (in sommige kerkelijke tradities wordt de Bijbel zelfs gekust). Misschien breng je ze op het idee om even geen afleiding te zoeken op hun dierbare schermpjes, maar zelf geconcentreerd in Gods boek te gaan lezen. Misschien horen ze hoe God spreekt en wat Hij hen te zeggen heeft. Misschien gaan ze de reikwijdte van zijn naam ontdekken, dat Hij er overal en altijd voor hen is. Misschien help je ze zo om een zelfstandig leven met God op te bouwen. Misschien vervul je op die manier wel iets van Jezus’ opdracht om discipelen te maken. Ja, misschien sta je daar met de Bijbel in je hand in je bestemming.

Willem de Vink

1 Hebreeën 1:3; 2 Amos 3:7 (HSV); 3 Jesaja 50:4; 4 Spreuken 9:10