Geloven en verzadigd worden

‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft.’
Johannes 6:29

Jezus vaart met zijn discipelen naar de overkant van het meer. Een grote menigte volgt Hem te voet langs de oevers. Ze willen zo veel mogelijk van Hem horen en zien. Maar als Hij hen een poosje toegesproken heeft, merkt Hij dat het laat wordt. De mensen zijn ver van huis en zullen honger hebben.

Jezus wil graag voor hen zorgen. Daarom neemt Hij vijf broden en twee vissen van een jongetje in handen. Die blijft Hij breken en vermenigvuldigen. Zo zorgt Hij voor genoeg eten. Meer dan genoeg: iedereen krijgt volop (Joh. 6:12, 26).

Als de discipelen de restanten ophalen, zijn er twaalf manden met brood over. Kun je nagaan: een volle mand voor elk van hen (Joh. 6:1-15).

In de tabernakel stonden op de tafel in het heilige twaalf broden, die de priesters mochten eten. Jezus geeft zijn volgelingen zelfs twaalf manden vol met broden. Hij komt met genade op genade.

Jezus toont ons hier opnieuw dat Hij alles zomaar gratis en voor niets wil geven. Want eerst had Hij zijn leerlingen gevraagd wat ze zelf beschikbaar hadden om brood te kopen, maar dat leverde niks op.

‘U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven’ (Joh. 6:27).

Wat Jezus geeft kun je namelijk niet kopen, maar mag je in vertrouwen ontvangen.

Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus (Joh. 6:28-29).