Gelovige Tomas

‘Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’

Johannes 20:27

Tomas is een van de twaalf discipelen van Jezus. Hij werd door Jezus zelf uitgekozen (Mat. 10:3). Hij wordt ook Didymus genoemd, tweeling, maar hij heeft zich losgemaakt om achter Jezus aan te gaan (Joh. 11:16). Hij was erbij toen Jezus met de twaalf door Galilea trok en daar onderwees uit de Schrift, Gods koninkrijk proclameerde en wonderen en tekenen deed (Mat. 9:35). Hij was een van degenen die Jezus uitzond om namens Hem hetzelfde te doen (Mat. 10:1-5). Hij trok met Jezus naar Jeruzalem. Hij kende het gevaar om verder te gaan en onderkende dat het volgen van Jezus wel eens hun leven zou kunnen kosten. Het gaf hem een sombere kijk op de toekomst.

‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven’ (Joh. 11:16).

Dat volgen van Jezus begint hem dwars te zitten als Jezus bij het laatste avondmaal zegt dat ze de weg wel weten.

‘We weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ (Joh. 14:5).

Net als alle anderen vlucht ook hij in de nacht de tuin van Getsemane uit, weg van Jezus, weg van het gevaar (Mat. 26:56).

Tomas is teleurgesteld afgehaakt. Hij is er niet bij als Jezus zich na zijn opstanding voor het eerst aan al zijn discipelen tegelijk vertoont (Joh. 20:24).

Maar Jezus spreekt hem speciaal aan, als hij er de volgende keer toch maar wel bij is. Jezus arrangeert een intiem moment, speciaal voor Tomas. Hij biedt Hem zijn wonden aan. Die ontmoeting maakt van Tomas een ander mens. Op Jezus’ woord: een man vol geloof.

Johannes 20:19-31 Matteüs 28:16-20 Marcus 16:14-18 Lucas 24:36-49