Genade maakt je vrijgevig

Vandaag moet ik in jouw huis verblijven.
Lucas 19:5b


Als Gods genade je te pakken krijgt, ga je je rijkdom delen met anderen.

Zoals Zacheüs. Die kleine rijke man wil Jezus zien. Hij klimt in een vijgenboom. Wat heeft hij te verbergen? Hij is een hoofdtollenaar, geminacht door zijn volksgenoten, omdat hij het geldverkeer regelt tussen Joden en Romeinen.

Jezus onderbreekt zijn wandeling en kijkt hem aan. Zegt: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’ Zacheüs reageert opgetogen. Ha, Jezus kijkt niet op hem neer; Hij wil z’n gast zijn!

De omstanders vinden het maar niks dat Jezus met zo’n collaborateur heult. Maar met Zacheüs is wat gebeurd. De wet die hem veroordeelde heeft plaatsgemaakt voor de genade die hem rehabiliteert. En kijk, nu gaat hij zijn rijkdom delen. Hij geeft de helft van zijn bezit aan de armen en vergoedt de mensen die hij heeft afgeperst ruimhartig (Luc. 19:1-10).

Zacheüs laat genade toe in zijn bestaan. Onverdiende gunst. Jezus zelf. Dat haalt hem uit het isolement van zijn zelfverdiende rijkdom. Er gaat een knop bij hem om. Hij kan Gods gunst niet verdienen – die komt zomaar bij hem binnen. Waarom zou hij zijn rijkdom nog gebruiken om zichzelf tegoed te doen? Er is hem al goed gedaan. Van nu af aan gaat hij zich met zijn bezit inzetten voor anderen.

Jezus zegt: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham’.

Zacheüs deelt in de zegen van Abraham. Abraham was een bron van zegen (Gen. 12:2). Hij was rijk geworden door Gods gunst en deelde daarvan uit (Gen. 24:35). Die zegen komt ook naar ons toe: ‘En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend’ (Gal. 3:9).

Iedereen die Jezus heeft toegelaten wordt zo’n kind van Abraham genoemd (Gal. 3:7). Net als Zacheüs ga je anderen zegenen vanuit je eigen zegen.