Genade voorziet in overvloed

Uit zijn overvloed zijn wij allen met goedheid overstelpt.

Johannes 1:16

Jezus wandelt in de vroege ochtend langs het meer van Galilea (dat ook wel het meer van Tiberias, meer van Genessaret of Kinneret wordt genoemd). Een flinke club mensen volgt Hem alweer, verlangend om Hem te horen. Aan de oever maken vissers hun netten schoon. Jezus vraagt aan Simon Petrus of Hij vanuit zijn boot de massa toe mag spreken.

Later op de dag zegt Jezus tegen Petrus dat hij maar eens moet gaan vissen. ‘Ga naar diep water en gooi daar jullie netten uit.’ Maar Petrus schudt zijn hoofd. Weinig kans, midden op de dag. En vannacht hadden ze hard gewerkt, maar ondanks al hun inspanningen ook al geen vis gevangen. Maar als Hij Jezus aankijkt, verandert hij van gedachten. ‘Als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen’ (Luc. 5:4-5).

En kijk nou. Petrus en zijn broer Andreas zien hoe scholen vissen hun netten binnen zwemmen. Het zijn er zoveel dat hun boot bijna zinkt. Ze moeten hun makkers er met hun boot bij roepen. Jakobus en Johannes halen net zo’n vangst binnen.

Zo laat Jezus zien wat zijn genade teweegbrengt. Al je eigen inspanningen kunnen niet tippen aan zijn woord. Integendeel, je kunt beter maar tot rust komen, zijn woord tot je laten komen en zijn genade verwachten. Dat zet je dagelijkse bestaan misschien even op zijn kop, maar dan volgt er ook een bijzonder resultaat.

Kijk maar, alles keert ten goede. Jezus’ woord brengt overvloed. Het wordt er zichtbaar beter van.

Lucas 5:1-11 Matteüs 4:18-22 Marcus 1:16-20