Hart – Hartsverandering

Mijn zoon, geef mij je hart.
Spreuken 23:26 (NBG ’51)

Wat leeft er in je hart en waar komt dat vandaan?
Als kind was ik een druk baasje. Snel driftig ook. Als ik buiten zinnen raakte, wisten mijn vriendjes dat ze moesten oppassen. Ik kon zomaar iemand een steen naar het hoofd gooien.

Ik leek op mijn vader – maar dat moest niemand tegen me zeggen! Mijn vader was een grillige man. Hij kon om het minste of geringste een woedeaanval krijgen. Vaak kwam hij zijn afspraken niet na. We moesten in zijn bijzijn altijd alert zijn.
Ik was twaalf toen hij ons gezin verliet; oud genoeg om een complete erfenis aan woorden en beelden van hem mee te dragen in mijn hart.
In mijn hart, ja. Daar diep vanbinnen riepen de beelden en woorden die me aan hem herinnerden ergernis, boosheid en pijn op. De agressie en duisternis zie je terug in de berg tekeningen die ik in mijn tienerjaren maakte.
Ik sloot me in die tijd op in mijn tekenwerk. Maar Jezus was daar ook. Zijn aanwezigheid was voor mij een bron van liefde en rust. Wat ik niet wist, was dat Hij mijn ervaringen aan het bewerken was. Hij overschreef mijn hart.

Mijn verleden is niet veranderd. Maar mijn kijk op het verleden wel. De boosheid en pijn heeft Jezus in de loop van de jaren weggenomen. Dat begon toen ik mijn vader vergaf. Ik ben van hem gaan houden. In gedachten heb ik hem vaak omhelsd.

Er is een overtuiging bij mij onstaan. Is je hart genezen, dan kun je het leven aan. God schenkt je een nieuw hart om het leven te leven dat Hij je gunt.

Stiltetip – Zoek een stil moment bij Jezus. Richt je op je hart. Zie en zeg: ‘Ik geef U mijn hart. U woont in mijn hart’.