Hemel – De stad van de Grote Koning

Voortaan heet de stad: ‘De HEER is daar!’ Ezechiël 48:35b

Jezus noemt Jeruzalem ‘de Stad van de Grote Koning’.1 Daarmee zegt hij dat het zijn stad is. Hij zal in het nieuwe Jeruzalem als koning regeren.

Hef, o poorten, uw hoofden omhoog, verhef u, aloude ingangen: de koning vol majesteit wil binnengaan (Psalm 24:7).

De poorten van het nieuwe Jeruzalem dragen de namen van de twaalf stammen van Israël.2 Want het volk Israël heeft in de stad een speciale taak om de volken daar welkom te heten. De muren van de stad hebben een fundament met stenen die de namen dragen van de twaalf apostelen.3 Want zij vertegenwoordigen de volken.
De apostelen hebben het fundament van geloof gelegd voor heel de wereld. Dat fundament is Jezus zelf.4

Jezus is gekomen met vergeving en herstel. Omdat hij de zonde van de hele wereld wegnam is iedereen die in hem gelooft gerechtvaardigd: vergeven en goedgekeurd door God. Daarom kunnen de gelovigen uit alle volken de stad bezoeken.

Alle soorten mensen zullen de stad van de Grote Koning in- en uitgaan dankzij Gods genade. Iedereen kan op grond van wat Jezus volbracht heeft bij God op bezoek komen om hem te eren.5 Iedereen kan van zijn goedheid en genade genieten, want op dat fundament is de stad gebouwd. Niemand wordt geweigerd.

En haar poorten zullen nooit gesloten worden (Openbaring 21:25).

1 Mat. 5:35b; 2 Op. 21:12b; 3 Op. 21:14; 4 1 Kor. 3:11; 5 Op. 21:24-26