Hemel – Hoop op hoop

Abraham bleef hopen en geloven. Romeinen 4:18b

Abraham wordt onze vader genoemd.1 ‘Ik maak je een vader van vele volken,’ zei God.2 Abraham zou de aartsvader worden van die onafzienbare menigte die Johan- nes te zien kreeg, uit alle landen en volken, van elke stam en taal.3 Maar Abraham moest tot zijn honderdste levensjaar wachten voordat hij één nakomeling kreeg. Wel wat magertjes als je er zoveel voor je ziet: één zoon maar.

Voor God is één zoon echter genoeg. Eén Zoon waaruit alles voortkomt wat hij be- loofd heeft. Als hij heeft besloten en als hij heeft gesproken, zal hij het doen ook. Kijk je naar die ene Zoon, dan mag je geloof houden, net als Abraham. Geloof in God.

God, op wie hij vertrouwde, die de doden levend maakt en in het leven roept wat niet bestaat (Romeinen 4:17b).

Waar zie je naar uit? Hoop je erop dat Gods woord in vervulling zal gaan? Hoop hijst het zeil van geloof: je gaat verwachtingsvol uitzien, vol vertrouwen dat Gods Geest zijn beloften leven zal inblazen. Abraham bleef hopen en geloven. In de NBG ‘51- vertaling staat het zo:

En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden (Romeinen 4:18b).

Tegen hoop op hoop: ondanks alles ga je op de schouders van Abraham staan. Je blijft geloven dat Gods beloften in vervulling zullen gaan, zelfs als alles hopeloos lijkt.

1 Rom. 4:16b; 2 Gen. 17:5b; 3 Op. 7:9