Hemel – Wat een stad zal dat zijn!

De troon van God en van het lam zal daar in de stad staan. Openbaring 22:3b

Het nieuwe Jeruzalem wordt in Openbaring 21 en 22 als een letterlijke locatie beschreven. De stad is zo groot als de afstand Amsterdam-Moskou, maar dan wel in het vierkant, en ook zo hoog (ik weet wel zeker dat we daar zullen vliegen).

Rondom de stad zijn muren, met twaalf poorten. Elke muur telt drie poorten, zodat vanuit alle windstreken allerlei volken gemakkelijk naar binnen kunnen. De poorten staan altijd open. Ze dragen de namen van de twaalf stammen van Israël, omdat God Israël tot zegen wil laten zijn voor alle volken. Een bont gezelschap loopt er in en uit. Ze komen in de stad om God te aanbidden, want daar staat zijn troon.

De stad zelf schittert als edelsteen. De straten zijn er van doorzichtig goud. Ook de natuur oefent er invloed uit. Er stroomt een rivier doorheen die ontspringt bij Gods troon. Er is een centraal plein waar geneeskrachtige bomen groeien. Het paradijs dat God al in Genesis aanlegde en dat hij al die tijd bewaarde heeft hier zijn plek.

Ons verblijf daar is gegarandeerd. Onze namen zijn er bekend. We hebben nu al ons paspoort van die stad. Straks zal Jezus ons op komen halen om ons thuis te brengen.

Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus (Filippenzen 3:20).