Hemel – Zingen wordt jubelen wordt juichen

Laten zijn getrouwen juichen in triomf. Psalm 149:5a

Je kunt God eigenlijk niet in gesproken woorden prijzen om zijn heerlijkheid. Als je dat probeert, ga je vanzelf zingen. Zingen is een verheerlijkt spreken over hem.

Zing voor de HEER een nieuw lied, roem hem temidden van zijn getrouwen (Psalm 149:1).

En dan wil je lichaam ook meedoen. Hij zal er zijn, zo is zijn naam, dat is zijn heerlijk- heid. Spontaan ga je dansen. Zelfs een stijf lijf komt los.

Laten zij dansend zijn naam loven, bij lier en tamboerijn voor hem zingen (Psalm 149:3).

Maar dat is nog niet genoeg. Als je keel en je lichaam losgekomen zijn, wil je juichen. God wil jou laten delen in zijn heerlijkheid. Dus barst je uit in gejuich. En je weet van geen ophouden.

Laten zijn getrouwen juichen in triomf, nog jubelen als ze te ruste gaan (Psalm 149:5).

Juichen is altijd meejuichen. Je juicht samen met iedereen die met Jezus verbonden is. Je juicht om zijn overwinning, zijn heerlijkheid waarin jij mag delen.

Hij kroont de vernederde met de zege (Psalm 149:4b).

Juichen is vooruitgrijpen op wat komt. Het is juichen omdat je hem voor je ziet, Jezus, overwinnaar. En om hoe je jezelf mag zien, als je zult delen in zijn heerlijke overwinning. Zijn liefde heeft jou gewonnen. Die liefde zul je vieren, samen met alle mensen die met hem verbonden zijn. Voor die Jezus juich je. Het is juichen de verwachting in.