Jezus gegijzeld ter wille van de vreugde

Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open.

Jesaja 53:7

Als Jezus ter dood veroordeeld is, nemen de soldaten Hem mee naar het binnenplein van het pretorium om Hem te geselen. Dat hoort bij de marteldood die de Romeinen hebben ingesteld. De veroordeelde wordt zo verzwakt, dat hij aan het kruis een snellere dood zal sterven. Jezus wordt met zijn handen boven zijn hoofd aan een paal vastgebonden, zijn gezicht naar de paal toegekeerd. Zijn kleren worden Hem uitgetrokken. Dan begint de beul te slaan. Het ‘flagrum’, de gesel, bestaat uit een kort handvat en een bundel lange leren riemen vol knopen en scherven. Deze zweep wordt systematisch van boven naar beneden over de achterkant van het lichaam geslagen, tot die een grote open wond is.

De Joodse wet verbiedt iemand meer dan veertig slagen te geven. Om de wet niet te overtreden gaat men niet verder dan negenendertig slagen (Deut. 25:3). Wellicht houden de Romeinen hier rekening mee. Jezus weet die slachtpartij te doorstaan. Hij bezit de wil om dit allemaal te ondergaan – voor ons, voor jou en mij. Hij wordt ontluisterd, om jou te laten delen in zijn luister!

Denkend aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag, liet hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God (Hebr. 12:2).

Johannes 19:1-18 Matteüs 27:26-33 Marcus 15:15-22 Lucas 23:25-31