Jezus zegt: ‘Ik veroordeel je niet’.

Ik veroordeel u ook niet. Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.
Johannes 8:11


Een stoet mensen drijft een vrouw voor zich uit. ‘Hoer! Hoer!’ Ze drommen op het tempelplein om Jezus heen, die tot dan toe rustig had zitten onderwijzen, en duwen de vrouw voor hem.

‘Betrapt op overspel. De wet zegt dat ze gestenigd moet worden. Wat zegt u?’

Jezus blijft zitten. Kijkt niet op. Schrijft wat in het zand waarmee de stenen vloer van de tempel bedekt is. Alsof Hij de omstanders wijst op de stenen platen van de wet en hen eraan wil herinneren wie daar met zijn vinger op schreef.

De wet leidt tot veroordeling. Je wordt afgerekend op je daden. De vrouw voelde zich toch al verworpen in haar zonde, maar nu staat er doodsangst in haar ogen te lezen.

‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen,’ zegt Jezus. De omstanders druipen af, allemaal: van de oudste tot de jongste.

Dan kijkt Jezus de vrouw aan.
‘Waar zijn ze?’ vraagt Hij. ‘Heeft niemand u veroordeeld?’
‘Niemand heer,’ zegt ze.
‘Ik veroordeel u ook niet,’ zegt Hij.

Heb je het goed gehoord? ‘Ik veroordeel u ook niet.’ Jezus is niet gekomen om te veroordelen. Hij wil de veroordeling juist wegnemen. Het oordeel bindt je aan de zonde: je bent reddeloos verloren, wat je ook probeert. Maar Jezus’ vrijspraak doorbreekt de spiraal van zonde en veroordeling. Zijn genade geeft je de kracht om een nieuw leven te beginnen. Daar is het Hem om te doen.

Als het juk van de veroordeling is weggenomen, kan God je helpen om de zonde de rug toe te keren. Daarom zegt Jezus: ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer’ (Joh. 8:1-11).