Jij mag vissen in Gods gerechtigheid

‘Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en u zult vinden.’

Johannes 21:6 (HSV)

Op het meer weten de discipelen niet dat Jezus daar aan de kant staat. Hij stelt hun een vraag.

Hij riep: ‘Hebben jullie soms iets te eten?’ (Joh. 21:5).

Met die vraagt wijst Jezus hun op hun onvermogen. Ze hebben immers niets gevangen, hun boot is leeg. Ze moeten dan ook weten dat zonder Hem alles vruchteloos blijft. Maar tegelijkertijd wijst Hij hun ook op het nieuwe leven met Hem. Letterlijk staat er namelijk dat Hij hun roept met: ‘Lieve kinderen’ (Joh. 21:5, HSV). Hij betrekt zijn leerlingen in Gods huisgezin, waar Hij zelf in alles heeft voorzien. Jezus zal bewijzen dat ze van al zijn voorzieningen gebruik mogen maken. Ze zullen alles vinden, zomaar aantreffen, zonder moeite.

En Hij zei tegen hen: ‘Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en u zult vinden.’ Dus wierpen zij het uit en zij konden het niet meer trekken vanwege de grote hoeveelheid vissen (Joh. 21:6, HSV).

Op Jezus’ woord is er groot succes. Maar waarom moeten de vissers hun net zo nodig rechts uitgooien? Omdat rechts in de Bijbel altijd staat voor Gods gerechtigheid (Mat. 22:44, 25:33-34).

Zoals uw naam, o God, zo reikt ook uw roem tot aan de einden der aarde, uw rechterhand is vol van gerechtigheid (Ps. 48:11).

Jezus heeft Gods gerechtigheid volbracht. Hij heeft onze tekorten en alles wat ons plaagt op zich genomen: daarom kan God ons nu volop zegenen. Kinderen van God mogen als vissers in Gods gerechtigheid vissen.

Johannes 21:1-14