Onder Jezus’ beschermende vleugels

Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht.

Psalm 91:4

Een vrouw wringt zich door de menigte om bij Jezus te komen. Eigenlijk mag ze daar helemaal niet zijn: ze is onrein. Door haar jarenlange bloedvloeiingen is ze een schim van zichzelf geworden. Toch komt ze, verzwakt, vol schaamte, haar identiteit verstopt. Dan bukt ze zich, raakt de kwast van Jezus’ gebedskleed aan. Direct voelt ze dat ze genezen is. Stiekem wil ze weer vertrekken.

Maar Jezus draait zich om. Roept haar tevoorschijn. Hij plaatst haar nadrukkelijk in de menigte voor wie ze al die jaren anoniem moest blijven. Hij richt haar op in haar waardigheid, als kostbaar onderdeel van de samenleving. ‘Dochter, dochtertje,’ noemt Hij haar. Kijk: een kind van God de Vader, een zus van jou en mij, ingesloten in Gods familie (Luc. 8:43-48).

De vrouw zocht haar toevlucht bij Jezus. Ze raakte zijn gebedskleed aan. Dat kleed is in Israël een beeld van Gods vleugels. En onder zijn vleugels is genezing.

Maar voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt. Huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan zullen jullie naar buiten komen (Mal. 3:20).

De kwasten die aan dat kleed bungelen bestaan uit zeven witte draden en een blauwe. De witte symboliseren reinheid. De blauwe is een teken van de verbinding met de hemel. Als de vrouw die aanraakt, is ze verbonden met Jezus’ hemelse kwaliteit. Hij geneest haar niet alleen, maar herstelt ook haar identiteit.

Zie je deze vrouw voor je, daar in Kafarnaüm, huppelend als een kalf in de wei?

Lucas 8:40-56 Matteüs 9:18-26 Marcus 5:21-43