Pas op voor genaderovers

 

‘Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze samen in een kuil.’

Matteüs 15:14

Er is naast de discipelen een andere groep mensen waar Jezus opvallend veel tijd aan besteedt. Die mensen zoeken de confrontatie met Hem op. Het zijn de mensen van de wet: de Farizeeën.

 

 

In Jezus’ tijd is de bevolking van Israël verdeeld in verschillende groeperingen. Je hebt de Hellenistische Joden, die zich hebben aangepast aan de Grieks-Romeinse cultuur. Dan zijn er de Sadduceeën, de rijke elite die met de Romeinse bezetter samenwerkt. De Zeloten, die de Romeinse overheersing tegenwerken. En de Farizeeën, de grootste groep, die het Jodendom wil versterken, zonder de bezetters tegen de haren in te strijken. De wet van Mozes is hun grote troef. Maar daar keert Jezus zich juist tegen.

Want de wet is altijd allergisch voor genade. Omdat de wet door genade buitenspel wordt gezet. De regels en sancties waar elke wet prat op gaat worden door genade opgeheven. De wet werkt als een maatstaf voor goed gedrag waarmee je gunst verdient of verspeelt. Genade is juist onverdiende gunst. Die bindt je niet aan je gedrag, maar opent je hart om liefde te ontvangen. Mensen die de wet aanhangen zullen genade altijd willen inperken of zelfs elimineren.

Jezus is bewogen met wettische mensen. Hij weet hoe ze vastzitten in hun denkpatronen, gedragsregels en rituelen. Het maakt hen trots op hun prestaties, aggressief tegenover andersdenkenden, bang voor veroordeling. Ze hebben als geen ander genade nodig, maar daar zijn ze blind voor.

Sterker nog, mensen die de wet propageren zijn genaderovers. Daarom is Jezus uitermate streng tegen ze. En waarschuwt Hij ons voor hun leer.

‘Laat ze toch, die blinde blindegeleiders!’ (Mat. 15:14).

Matteüs 15:1-20 Marcus 7:1-23