Rembrandt – De terugkeer van de verloren zoon

Laten we vieren dat jij er bent!

– Marian en ik leren onszelf schilderen in olieverf. Een heel karwei, we hebben er drie jaar voor uitgetrokken om deze kunst onder de knie te krijgen. We laten ons daarbij inspireren door de oude meesters, zoals Rembrandt van Rijn.

Ik heb ‘De terugkeer van de verloren zoon’ van Rembrandt nageschilderd. Het origineel heb ik nooit gezien, het hangt in de Hermitage in Sint Petersburg. Het moet erg groot zijn, ook voor Rembrandts doen, groter dan een deur. Mijn versie past door een zolderraam. Ik wilde dieper doordringen in de essentie van het verhaal, daarom heb ik me geconcentreerd op de hoofdfiguren, de vader en de zoon; de bijfiguren heb ik weggelaten.

Rembrandt heeft er een ingetogen tafereel van gemaakt. Dat is nogal typisch, omdat hij in zijn weergave van bijbelverhalen meestal voor de meest uitbundige emoties kiest. Jezus geeft er ook best aanleiding toe om flink uit te pakken: Hij vertelt dat de vader op zijn zoon af kwam rennen, hem innig omhelsde en kuste. De aanleiding was dat deze jongste zoon teruggekeerd was, nadat hij nogal resoluut zijn familie de rug toe had gekeerd. Bij zijn aankomst kapt de vader zijn ingestudeerde smoesjes (‘Ik heb gezondigd tegen de hemel en u’) af. Hij zet gelijk in op een feest, zo blij is hij. Van die blijdschap zien we hier op dit schilderij weinig terug. De vader kijkt zelfs weg van de zoon. Ook zijn handen tonen geen opwinding, hij kan ze elk moment terugtrekken.

Het is allemaal nogal serieus wat we zien. Rembrandt heeft zijn figuren in een donkere ruimte geplaatst, waarin de tinten van gebrande siena, omber en beenderzwart overheersen. Daarbinnen kan hij spelen met licht, zoals hij graag doet. We zien de zoon op zijn knieën voor de vader zitten. Zijn gezicht verdwijnt in de schaduw van de gestalte die zich over hem heen heeft gebogen. Vader en zoon zijn met elkaar verbonden door een bundel licht: het okergeel van de vodden die de jongen draagt correspondeert met de kleur van de leren jas, het gezicht en de handen van de vader. Hun lichamen worden omhuld door een rood kleed van de vader.

Rembrandt heeft met zijn voorstelling vooral willen insteken op een schuldbewuste zoon. Het knielen is een uiting van spijt, een smeekbede om vergeving, een verzoek om weer aangenomen te worden. De vraag is echter of deze zoon wel gedreven werd door schuldgevoelens. Hij keerde terug naar huis vanwege een hongersnood en wilde alleen maar een baantje bemachtigen om te kunnen overleven. En juist daarmee maakt Jezus Zijn punt. Als dit inderdaad het motief van de zoon was, maakt het de genade die de vader ten toon spreidt des te groter.

Het is deze vader erom te doen de verbinding met zijn zoon te herstellen en te vieren, wat die zoon ook heeft uitgespookt, of met welke drijfveer hij ook is teruggekeerd. Daarom stond hij al die tijd op de uitkijk, daarom rende hij op zijn jongen af, daarom ook omhelsde en kuste hij hem hartstochtelijk en begon hij hals over kop een feest te organiseren. ‘Die zoon van mij was dood, maar is weer levend geworden, hij was verloren, maar is gevonden!’

Met bovenstaande hartenkreet van de vader (hij zal hem nog eens herhalen) maakt Jezus duidelijk wat Hij met Zijn parabel wil zeggen. Het gaat Hem erom dat we elkaar vergeven, onze relaties herstellen en ons samenzijn vieren.

Een vader blijft trouw aan zijn kinderen. Rembrandt heeft met zijn verbeelding van Jezus’ beroemde gelijkenis vooral de kracht van verzoening willen benadrukken. Ik herken daar iets van in mijn eigen geschiedenis: ik heb me met mijn vader mogen verzoenen. Maar ik heb nooit met hem feest kunnen vieren, niet in dit leven ten minste. Ik houd me vast aan de woorden van Jezus dat we dood kunnen gaan maar toch zullen leven, want dat opent perspectieven. Het lijkt me geweldig om mijn vader straks te kunnen omhelzen en samen met hem aan hetzelfde banket te zitten.

Rembrandt van Rijn (1606-1669): Terugkeer van de verloren zoon, tussen 1662 en 1669, olieverf op doek, 262 x 205 cm, Hermitage, Sint Petersburg.

Doorlezen: Lucas 15:11-32; Lucas 15:1-11; Genesis 4:1-16; 41:41-43; 25:9; 33:1-4; 35:29; 45:12-15; 46:29-30.

Willem de Vink