Verboden te vissen

Onze zonden werpt u in de diepten van de zee.
Micha 7:19


Waarom lopen we nog te sjouwen met onze zonden? Waarom denken we dat het mis met ons is, telkens als we wat fout doen? De aanklager zit ons op de nek om ons te wijzen op onze schuld. En hij verzint allerlei listen om ons te binden aan de zonde: dat we misschien wel gebonden zijn, dat onze ouders of ons voorgeslacht ons nekt, dat we wellicht niet voldoende onze zonden beleden hebben.

Maar de Bijbel vertelt ons dat God onze zonden in de diepten van de zee heeft gegooid. Wie heeft er dan gelijk?

We lopen niet in de pas met God als we met schuld en schaamte blijven rondlopen. Want wat staat er in datzelfde gedeelte over Gods kijk op onze zonde?

‘Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat?’

We mogen met opgeheven hoofd met God de Vader optrekken, ondanks ons falen, onze tekorten, onze zonde: Hij gaat eraan voorbij.

‘Opnieuw zult u zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen.’

Hier wordt in het Oude Testament vooruitgekeken naar het nieuwe verbond. God heeft zich in Jezus over ons ontfermd. Hij heeft onze zonden teniet gedaan aan het kruis. Al onze zonden, staat er. Daarom kunnen we elk moment van de dag met God optrekken en leren ons steeds minder bewust van de zonde te zijn.

Onze zonden zijn verdwenen in de zee van Gods veroordeling, waar we met Jezus in gedoopt zijn. Daar staat een bord in de vorm van een kruis: verboden te vissen!