Wassily Kandinsky – Geel, rood en blauw

Het onzichtbare zichtbaar maken

Je zou kunnen zeggen dat alle schilderijen van vóór 1900 eigenlijk illustraties zijn. Ze vertellen stuk voor stuk een verhaal. Maar dan verschijnen begin twintigste eeuw de pioniers van de abstracte kunst, die willen dat het schilderij voor zichzelf spreekt. Wassily Kandinsky is een van de eerste en belangrijkste vertegenwoordigers van deze nieuwe stroming. Hij is er ook een bekwaam vertolker van, een visionair die anderen weet te inspireren.

Kandinsky benadrukt in zijn boek ‘Spiritualiteit en abstractie in de kunst’ uit 1912 dat de echte kunstenaar vanuit een innerlijke noodzaak werkt. Zijn kunst staat in dienst van de geest. De kunstenaar moet doordrongen zijn van deze heilige plicht, juist in tijden van verval, omdat kunst mensen zicht geeft op het onzichtbare. Kandinsky heeft dan zelf al een hele ontwikkeling doorgemaakt om bij abstracte kunst uit te komen.

Kandinsky studeerde rechten en antropologie in Moskou en werd ook opgeleid als musicus, maar het tekenen en schilderen had zijn voorkeur. In zijn eerste werk zien we veel Russische folklore. Nadat hij naar Duitsland vertrok sloot hij zich aan bij Die Brücke, een kunststroming die zich liet inspireren door de spontaniteit van kinderen en van primitieve volken. De kunstenaar bleef zich ontwikkelen en abstraheerde zijn voorstellingen steeds verder. Een tijdlang kunnen we nog herkenbare elementen in zijn werk ontwaren, zoals schepen, bergen, paarden, kerkkoepels en engelen met trompetten die over het doek dwarrelen. Maar vanaf 1913 (hij is dan 47) wordt zijn werk compleet abstract.

Kandinsky is er van overtuigd geraakt dat het meest echte wat je van jezelf kunt tonen zuiver abstract is. Daarom gebruikt hij geen afbeeldingen meer van de wereld die hij om zich heen ziet. Het beeld zelf moet alles zeggen. Hij zal steeds strakker gaan schilderen, waarbij hij gestileerde patronen van vormen, kleuren en vlakken doelbewust ordent. De kleur is daarbij als de klank van muziek, net zo abstract, maar ook in staat om gevoelens op te roepen. Het ritme van de geschilderde elementen doet wat ook het ritme in muziek doet, het neemt je mee. Lijnen en cirkels hebben weer een ander effect op de ziel van de mens. Kandinsky denkt het allemaal uit, hij construeert zijn werk vanuit zijn beeldfilosofie. We zien er iets van terug op dit schilderij, waar de lichte linkerhelft duidelijk andere emoties oproept dan de donkere rechterhelft.

Abstract schilderende kunstenaars als Wassily Kandinsky willen het onzichtbare zichtbaar maken. Dat roept bij de kijker spanning op, want wordt het onzichtbare daarmee begrijpelijk? Door erover te praten en er woorden aan te geven proberen deze schilders de toeschouwer houvast geven. Maar hoe fascinerend ook, hun werk blijft vreemd aan wat we gewend zijn te zien.

Ook in de Bijbel wordt over een onzichtbare wereld gesproken en ook daar wordt naar woorden gezocht om die begrijpelijk te maken. De beelden die de Bijbel oproept over bijvoorbeeld opnieuw geboren worden of over het Koninkrijk van God, engelen, hemel en hel zijn misschien niet abstract, maar ook niet echt zoals wij ons de echte wereld voorstellen. Ze hebben iets met onze wereld te maken, maar duiden op een andere werkelijkheid.

Het natuurlijke en geestelijke horen bij elkaar, maar ze verschijnen allebei op een andere manier aan ons. Het natuurlijke ondergaan we eenvoudig, omdat het zich direct aan ons voordoet via onze ogen, oren, mond en tastzin. Het geestelijke vinden we moeilijk te bevatten, omdat we daar andere zintuigen voor moeten inschakelen. We kunnen daar alleen maar op afstemmen met geloof, hoop en liefde. Misschien hoopte Kandinsky met zijn muzikale abstractie juist die snaren bij ons te raken.

Wassily Kandinsky (1866-1944), Geel, rood en blauw, 1925, 128 x 201,5 cm, Musée National D’Art Moderne, Parijs.

Doorlezen: Hebreeën 11:1-3; Romeinen 1:19-20; Kolossenzen 1:15-20; Job 32:8; Spreuken 20:27; Efeziërs 6:10-18.

Willem de Vink