Deel 30 Paulus schrijft brieven

1. Paulus schrijft brieven onderweg
2. Brief aan de gemeenten in Galatië
3. Brief aan Timoteüs
4. Brief aan de gemeente in Korinte
5. Brief aan de gemeenten in Rome
6. Brief aan de Hebreeën
7. Paulus in Efeze
8. Brief aan de gemeenten in Efeze
9. Het complot tegen Paulus
10. Paulus naar Rome gestuurd
11. Schipbreuk onderweg
12. Paulus in Rome
13. Onesimus
14. Gebeden van Paulus

1 Paulus schrijft brieven

In Korinte leert Paulus Aquila en Priscilla kennen. Dit Joodse echtpaar doet hetzelfde handwerk als hij: ze weven ook tenten.
Aquila en Priscilla zijn uit Rome gevlucht. De Romeinse keizer Claudius wil geen Joden meer in de hoofdstad van zijn rijk. Paulus zou best graag naar Rome willen, om daar ook kerken te beginnen. Maar nu blijft hij voorlopig in Korinte. En al die tijd komen er in deze grote Griekse havenstad mensen tot geloof. Maar ook hier loopt Paulus tegen veel weerstand op. Hij wordt beschuldigd van oproer, zodat hij zelfs voor de Romeinse stadhouder Gallio moet verschijnen.

Maar God bemoedigt hem in een visioen.
‘Niet bang zijn, Paulus,’ zegt God. ‘Ik ben bij je, zodat niemand je kwaad kan doen. Zwijg niet, blijf spreken. Er is hier nog veel meer volk voor Mij.’ Na zijn verblijf in Korinte reist Paulus terug naar Jeruzalem, omdat God hem dat opdraagt. Paulus heeft God beloofd dat hij in de hoofdstad van Israël iets recht zal zetten. Er zijn namelijk christen-Joden die zich met wetten en regels willen afzonderen van de christenen uit de andere volken. Zelfs enkele leiders doen daaraan mee. Maar dat is niet Gods bedoeling. De wet sluit al snel mensen uit, Gods genade sluit mensen juist in. Iedereen is één in Jezus en iedereen weerspiegelt zijn luister. Als je je met elkaar daarop richt, kun je altijd goed met elkaar optrekken, benadrukt Paulus.

In deze tijd gaat Paulus brieven schrijven naar de kerken die hij begon.
Hij begint zijn brieven meestal met de aanmoediging om alles van Gods genade te verwachten. Gods kinderen zijn immers heilig, hun zonden zijn vergeven. En ook al is er soms weerstand en vervolging, Gods Geest zal in alles voorzien.
‘God houdt van jullie!’ schrijft hij bijvoorbeeld aan de christenen in de Griekse stad Tessalonica. Met die zekerheid mogen ze de toekomst tegemoet zien. ‘We verwachten dat Gods Zoon uit de hemel terugkomt,’ schrijft hij.

De tweede helft van zijn brieven gebruikt Paulus meestal om de problemen te bespreken van de gemeente aan wie hij schrijft. Telkens wijst hij de christenen in de verschillende steden erop hoe ze met Gods hulp kunnen leven zoals God graag wil. Hij geeft aan welke dingen er in elke kerk moeten veranderen. Dat ze geen afgoden moeten toelaten, geen hoererij en geen bijgeloof. Hij schrijft welke mensen leiding kunnen geven. En dat iedereen ijverig zijn dagelijks werk moet doen.
Maar het belangrijkste is dat de gemeenten vol zijn van Gods liefde. ‘Mag de Heer jullie liefde voor elkaar en voor ieder ander nog groter maken,’ schrijft hij.

In elke brief laat Paulus merken hoeveel hij ook zelf houdt van de mensen aan wie hij schrijft.
‘Ik dank God telkens als ik aan jullie denk en voor jullie bid,’ schrijft hij bijvoorbeeld aan de Filippenzen. ‘Dat doe ik vol vreugde. Jullie hebben vanaf het begin meegeholpen om het evangelie te verspreiden. En het goede werk dat God begon, zal Hij afmaken ook. Daar ben ik van overtuigd. Ik draag jullie in mijn hart, of ik nu in de gevangenis zit, of vrij rondloop om het evangelie door te geven. Ik bid dat jullie liefde blijft groeien. Op de dag van Jezus zal dan blijken dat jullie vol zijn van alles wat Hij heeft volbracht. Want dat we zuiver en heilig zijn dankzij Jezus Christus strekt Hem tot eer.’

Postverkeer
De Romeinen legden door hun hele rijk verharde wegen aan. Daarom kon er snel post worden bezorgd. Koeriers te paard bezorgden overal brieven en pakketjes. Van Paulus zijn veertien brieven bewaard gebleven. Van Johannes vier. Ook andere apostelen schreven brieven.

Handelingen 18 vers 1-22, 1 Tessalonicenzen 1 vers 4 en 10, 3 vers 12, Filippenzen 1 vers 3-11

 

 

2 Brief aan de gemeenten in Galatië

Beste Galaten, stelletje stommelingen! Hebben jullie je verstand soms verloren?

Wie heeft jullie betoverd? Wie heeft jullie gezegd dat je door de wet goedgekeurd moet worden en daar je stinkende best voor moet doen? Wie dwingt jullie om op je eigen kracht te vertrouwen? Dat is geen evangelie van Jezus!

Galaten, wie heeft jullie gezegd dat jullie je moeten laten besnijden om bij Gods familie te horen? Daar doen jullie God echt geen plezier mee. Luister! Je kunt Gods goedheid niet verdienen. Genade betekent dat je gratis en voor niets krijgt wat je eigenlijk helemaal niet verdient. Jezus heeft het voor jou verdiend. Hij wil je alles zomaar geven. Maar daar moet je dan wel op vertrouwen. Je moet geloven in Hém en niet in iets wat je zélf moet doen.

Denk eens aan Abraham. Die wilde dolgraag een zoon. God had hem er een beloofd, maar zijn vrouw was onvruchtbaar. Daarom verwekte hij een kind bij zijn slavin: Ismaël. Maar dat deed hij in eigen kracht. Zo had God het niet gezegd. Ismaël was een slavenzoon, die niets van zijn vader kon erven, ook al werd hij besneden.

Daarna ontving Abraham Isaak: de zoon die God aan hem en zijn vrouw Sara beloofd had. Hij kreeg die zoon omdat hij nu wel op Gods belofte vertrouwde. Isaak was de enige echte vrije zoon van Abraham. Daarom kreeg hij Abrahams complete erfenis.

Weten jullie wat dat betekent? Dat het niks wordt als je op je eigen kracht vertrouwt. Je bent dan gebonden aan de wet die zegt dat je het nooit goed genoeg doet. Je blijft een slaaf van de zonde. Gods beloften gaan aan je neus voorbij.
Maar als je op God vertrouwt ben je een vrij kind van God. Je bent nu zijn erfgenaam. Jezus heeft aan het kruis de wet uitgeschakeld, zodat die je niet meer kan veroordelen. En als je iets fout doet: Jezus heeft daar aan het kruis ook jouw straf op zich genomen. Sterker nog: Hij heeft je zijn Geest gegeven, die alles van God doorgeeft wat je nodig hebt om zijn wil te doen.

Vertrouw dus niet op je eigen kracht. De heilige Geest woont in je. Hij brengt zijn liefde mee, zijn vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, zijn geloof ook, zijn zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Daar zullen de mensen om je heen van genieten.

Beste Galaten, kijk eens hoe groot ik dit schrijf:
Luister naar Jezus! Blijf bij zijn kruis! Geloof niet in jezelf, maar in Hem! Zijn genade is bij jullie!

Jullie apostel namens Jezus Christus, Paulus

Galaten 1-6

 

3 Brief aan Timoteüs

Beste Timoteüs, mijn geliefde kind!

Ik ben zo blij en dankbaar als ik aan je denk en voor je bid. Mijn einde nadert, daarom moet jij doorgaan. Ook al zit ik hier in Rome gevangen, het Woord van God laat zich niet vangen. Het gaat de hele wereld over. Blijf het evangelie doorgeven!

Wat een zegen dat jouw oma Loïs en jouw moeder Eunike zo vol geloof waren. Nu ben jij dat ook!
Weet je nog hoe ik mijn handen op je legde? God gaf je toen een geest van kracht, om moedig over Jezus te spreken. Blijf je richten op Hem. Hij is uit de dood opgewekt. Wees niet bang als je voor Hem moet lijden.

Mijn kind, laat de genade van Jezus je kracht zijn. Wat je van mij gehoord hebt moet je doorgeven aan mensen die het ook weer door kunnen geven aan anderen. Betrouwbare mensen moeten dat zijn, die met hart en ziel geloven in de boodschap van genade. Daar moet de kerk vol van zijn!

Als we met Jezus gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven.
Als we volhouden,
zullen we ook met Hem heersen.
Als we Hem de rug toekeren,
zal Hij ons de rug toekeren.
Maar als we Hem ontrouw zijn,
blijft Hij ons toch trouw,
want zichzelf tegenspreken kan Hij niet.

Dit moet je iedereen duidelijk vertellen Elk woord uit de Bijbel ademt Gods Geest. Het maakt ons klaar om goede dingen te doen.
Mensen die met ‘ja-maar’ komen en met ‘ik-dacht-zelf’, moet je vriendelijk en voorzichtig corrigeren. Maar mensen die geen genade kennen en alleen maar aan zichzelf denken moet je op afstand houden. Blijf ver van alle ongerechtigheid.
God zal iedereen oordelen. Maar Hij kent zijn mensen. Daarom ligt voor mij de overwinningskrans klaar, net als voor iedereen die naar Jezus uitziet.

Doe je best om me nog voor de winter op te komen zoeken. Neem dan gelijk mijn boeken mee en de winterjas die ik in Troas heb laten liggen. Gods genade blijft bij je!

Je geestelijke vader, Paulus

1 Timoteüs 1-6, 2 Timoteüs 1-4

 

4 Brief aan de gemeente in Korinte

Beste Korintiërs, geheiligde vrienden!

Gefeliciteerd! Jullie hebben Gods grote geheim ontdekt: Jezus de gekruisigde. Daarom hebben jullie Gods genade ontvangen. Nu hebben jullie alles gekregen wat jullie nodig hebben; alles van Gods Geest. En jullie zijn er zeker van dat God jullie altijd vast zal houden. Beter kan het niet.

Daarom is het raar en ongepast dat jullie slechte dingen toelaten. Sommigen van jullie maken ruzie en stappen naar de rechter. Anderen hebben seks, terwijl ze niet eens met elkaar getrouwd zijn. Jullie lachen mensen uit die zich niet zo vrij voelen als jullie. In jullie kerkdiensten kakelt iedereen maar door elkaar heen. En jullie sluiten mensen uit van het brood en de wijn waarmee we de dood van onze Heer vieren.

Moet ik dus boos zijn als ik jullie binnenkort opzoek? Wat ik zeg en doe is niet door eigen kracht, maar dankzij Gods genade. Jullie kennen die genade ook. Laat die dan niet voor niks zijn.
Als de heilige Geest in jullie is, moet je dat ook kunnen zien. Dan dienen jullie elkaar met zijn gaven. Hij komt met wijsheid, geloof, genezing en kracht, met profetie en onbekende klanktalen, en nog veel meer.

Maar Hij komt vooral ook met liefde. Zie je de liefde van Jezus wel bij jullie? Wat heb je eraan als je alles hebt, behalve zijn liefde?

Die liefde is geduldig en vriendelijk.
Die liefde is niet jaloers, niet ijdel, niet trots.
Die liefde is niet lomp en denkt niet aan zichzelf.
Ze laat zich niet boos maken en neemt geen wraak.
Ze is niet blij met leugens, maar blij met de waarheid.
Die liefde verdraagt alles. Gelooft alles. Hoopt alles.
Die liefde houdt vol en stopt nooit.
Van geloof, hoop en liefde is de liefde de grootste.
Blijf dan jagen naar die liefde!

O ja, en nog iets. Weten jullie wel dat Jezus de baas moet zijn over alle dingen? Hij is zelfs de baas over de dood.
Nu hebben we nog een lichaam zoals Adams lichaam. Dat is een aards lichaam van stof, dat nog steeds kan sterven. Maar straks krijgen we een lichaam zoals dat van Jezus. Een hemels lichaam, dat nooit meer sterft. Als de bazuin zal schallen en Jezus terugkomt zullen we in een flits veranderd worden. Dan is ook de dood overwonnen. Maar we ontvangen nu al de overwinning over de zonde. Hou dus vol!

Weet dat ik veel van jullie hou, omdat we samen één zijn in Christus Jezus.
Maranata, kom Heer Jezus!

Jullie apostel die door God geroepen werd, Paulus

Korinte
Grote Romeinse havenstad in Griekenland. Paulus werkte hier anderhalf jaar in de weverij van Aquila en Priscilla. Hij predikte Jezus en startte een kerk. Later bezocht hij de stad weer. Hij schreef de gemeente van Jezus in Korinte verschillende brieven.

1 Korintiërs 1-16

 

5 Brief aan de gemeenten in Rome

Beste lievelingen van God in Rome!

Wat zou ik jullie graag ontmoeten. Maar misschien mag ik jullie geloof versterken met deze brief. Het evangelie werkt immers krachtig voor iedereen die gelooft.

Ik zou willen dat iedereen geloofde en op God zou vertrouwen. Alle mensen zouden God moeten kennen. Iedereen weet toch dat Hij de baas is en dat Hij op de dag van het vonnis zal vragen wat je gedaan hebt? Maar niemand zoekt God.
De wet werd indertijd aan Israël gegeven om duidelijk te maken dat iedereen tekortschiet. Wie is goed, wie is beter, wie de beste? En wie is er slecht? Als je goed je best wilt doen, merk je dat er toch veel slechts in je zit. Op grond van de wet moet God dan ook elk mens straffen en veroordelen. Dat is ellendig. Wie kan je ooit redden?

Dat kan Jezus alleen! Jezus redt je niet omdat je zo goed je best doet. Nee, dat helpt je niks. Hij redt je, omdat God zoveel genade geeft. Dankzij Hem kan God je vergeven en vrijspreken. Hij keurt je goed omdat Jezus jouw veroordeling op zich nam.

Jezus heeft aan het kruis met jou geruild. Hij droeg jouw zonden en gaf je zijn leven. God heeft al jouw zonden veroordeeld toen Jezus daarvoor stierf. In plaats daarvan mag jij nu leven met Gods goedheid en liefde. De waterdoop maakt dat duidelijk. Je wordt gedoopt in Jezus’ dood. Je bent nu voortaan dood voor de zonde en dood voor de wet. Die kunnen je niks meer maken, omdat je ze in het water hebt achtergelaten. En als je uit het water opstaat, sta je op als een nieuw mens. Je bent voortaan vol van Gods Geest.

Ben je in Jezus, dan word je dus nooit meer veroordeeld. God is rechtvaardig. Hij heeft Jezus gestraft voor jouw zonden, daarom zal Hij je niet nog een keer straffen. Nee, Hij gaat je juist leiden. Hij helpt je om de baas te zijn over de zonde. Als je op Hem vertrouwt ben je meer dan overwinnaar!
Bedenk hoe goed God is. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen. Vanaf Adam zijn we allemaal zondaars. Maar dat hoeft dus niet zo te blijven. Want door één mens is Gods genade in de wereld gekomen. Als we in Jezus geloven, zijn we goedgekeurd om zijn vrije, eeuwige leven te krijgen.
God heeft ons aangenomen als zijn kinderen. Zijn Geest woont in ons. En omdat Hij nu onze eeuwige Vader is, kunnen we Papa tegen Hem zeggen.

Romeinen, blijf dus staan op het fundament van genade. Leef in het geloof dat we goedgekeurd zijn door God. Besef hoe we boffen met Jezus. Dankzij Hem worden we nu niet en nooit meer verworpen. Niets, helemaal niets kan ons nog losmaken van Gods liefde!

De apostel en dienaar van Christus Jezus voor alle volken, Paulus

Rome
Hoofdstad van het Romeinse rijk. Magneet van de wereld. Paulus wilde hier per se heen. Hij kwam er ook terecht – als gevangene. Maar zijn brief was er al eerder. Hij wilde de christenen in de huiskerken alvast op het hart drukken wat het geloof in Jezus precies betekent.

Romeinen 1-16

 

6 Brief aan de Hebreeën

Heilige broers en zussen: kijk naar Jezus! Hij heeft de hoogste macht gekregen. Hij is gekroond met de grootste eer en luister. Geen mens of engel kan aan Hem tippen – en de duivel al helemaal niet.
Jezus is de hemel binnengegaan als overwinnaar. De hemel is het huis van God. Jezus is daar met zijn bloed binnengegaan. Voordat Jezus kwam kon de duivel smerige praatjes verkopen over alle mensen, of ze nu goeddeden of slecht. Hij kon ons allemaal aanklagen. Maar nu is hem voorgoed het zwijgen opgelegd. God heeft zijn kinderen gereinigd met Jezus’ bloed.

Jullie weten dat er zonder bloed geen vergeving mogelijk is. Daarom had je in Israël een hogepriester die offers bracht. Eerst moest hij een lam slachten voor zijn eigen zonden, daarna voor het volk. Hij moest dat telkens opnieuw doen, en als hij stierf, moest iemand hem opvolgen. Maar Jezus is een veel betere hogepriester. Hij heeft nooit gezondigd. En Hij leeft eeuwig. Ook is zijn offer veel beter. Hij gaf zijn eigen bloed één keer – en dat was genoeg.

Hier gaat het om: Jezus heeft ons voor eens en altijd gereinigd van de zonde. Voorgoed. Daarom kunnen we met een gerust hart bij God in de hemel aankloppen. Jezus is ons anker in de hemel met wie we hier op aarde verbonden zijn. Hij zit daar aan Gods rechterhand op de troon van genade. Daar komt Hij voor ons op.

Zo heeft God het altijd gewild. Weten jullie nog dat er een priester bij Abraham kwam? Melchisedek was dat, de koning van gerechtigheid en vrede. Hij was de hogepriester die Abraham zegende met brood en wijn. Hij liet toen al zien wat Jezus later zou komen doen.

En weten jullie nog dat Mozes door God de berg op geroepen werd? Ook hij kreeg te zien wat God wilde doen voor zijn mensen en hoe
Jezus dat zou volbrengen. Hij kreeg dat in plaatjes te zien, die hij moest nabouwen. Het waren schaduwbeelden die vooruit wezen naar wat echt komen zou. De tabernakel was een beeld van de hemel waar God woont. De offers en rituelen waren beelden van alles wat Jezus zou doen. Ook de hogepriester wees naar Jezus. Die moest namelijk voor zijn volk instaan. Maar wat Jezus als eeuwige hogepriester gedaan heeft is natuurlijk veel geweldiger. Een schaduw kan niet tippen aan het echte.

Geloof toch wat God beloofd heeft! Abel, Henoch, Noach, Abraham en Sara, Isaak, Jakob, Jozef, Mozes en zijn ouders, Rachab de hoer, Gideon, Barak, Simson, Jefta, Samuël, David en al die andere geloofshelden hebben uitgekeken naar wat Jezus zou komen doen. Ze hebben op Gods beloften vertrouwd en daar alles voor overgehad. Maar wij hebben het gezien en mogen er gebruik van maken.

Weten jullie wat dat voor ons betekent? Dat we moeten blijven geloven. Blijven volharden. Er wacht ons een beloning, verspil die niet! Laat je niet afleiden of ontmoedigen. Blijf letten op Jezus. Hij heeft voor ons overwonnen en zal ons hoe dan ook de finish over dragen!

Hebreeën
Andere benaming voor Israëlieten. De brief aan de Hebreeën is dus een brief voor Joden. Joodse christenen moeten begrijpen dat Jezus alles vervuld heeft wat God voor het Joodse volk had ingesteld. De wet en de tempel met zijn offers zijn dankzij Jezus niet meer nodig.

Hebreeën 1-13

 

7 Paulus in Efeze

Paulus reist terug naar Klein-Azië en kiest Efeze als volgende werkplaats. Hij doopt in deze wereldstad twaalf mensen, die lang geleden de boodschap van Johannes de Doper hadden gehoord. Ze ontvangen de heilige Geest, gaan in klanken bidden die Gods Geest hen ingeeft en namens Jezus profeteren.

Als Paulus in de Joodse synagoge uit de Schrift de komst van Gods koninkrijk wil bewijzen, wordt hij uitgelachen. Daarom geeft hij voortaan les in het schoolgebouw ernaast. Dat doet hij twee jaar lang, elke dag. Veel mensen uit de stad en uit de wijde omtrek maken op die manier kennis met het evangelie. Er ontstaat een grote kerk. Door Gods kracht doet Paulus ook wonderen. Zelfs zijn kleren brengen genezing en bevrijding.

Dan komen er een stelletje geestenbezweerders in de stad. Zeven broers proberen boze geesten te verdrijven. Ze gebruiken daar de namen van Jezus en Paulus voor. Maar een bezeten man slaat ze alle zeven in elkaar en verscheurt hun kleren.

‘Jezus ken ik!’ brult hij. ‘En van Paulus weet ik! Maar wie zijn jullie?’ De geestenbezweerders vluchten naakt de straat op.

Steeds meer mensen gaan in Jezus geloven. Mensen die met magie bezig waren gooien hun boeken op een grote stapel om te verbranden. De stedelingen staan ervan te kijken hoe sterk Gods Woord aan invloed wint.
Maar de afgodendienaars worden bang dat hun handel eraan gaat. Efeze is de stad van Artemis, de godin van de seks en de vruchtbaarheid. Veel mensen verdienen hun geld met het onderhouden van haar vererering. Demetrius is een zilversmid die beeldjes verkoopt. Hij trommelt een stel collega’s op.
‘Jullie zien dat die Paulus onze handel dwarszit,’ zegt hij. ‘Straks gelooft niemand meer in onze goden. Dat moeten we voorkomen.’
‘Groot is de Artemis van Efeze!’ beginnen zijn collega’s te roepen. Ze hitsen de stedelingen op. Die sleuren een paar medewerkers van Paulus naar het theater. Paulus wil erachteraan gaan, maar zijn vrienden houden hem tegen.
Als het tumult door de Romeinen is bedwongen, roept Paulus de christenen bij elkaar en spreekt hun moed in. Daarna reist hij met enkele helpers naar de kerken overzee. Hier bemoedigt hij de christenen, maar wordt hij ook weer bedreigd.

Na enkele maanden keert hij met zijn reisgenoten per schip terug naar Efeze. Hij vraagt de leiders van de kerk om naar het strand te komen. ‘Ik vaar door naar Jeruzalem,’ begint Paulus. ‘Jullie zullen me niet meer terugzien. De heilige Geest heeft me namelijk gezegd dat ik daar gevangengenomen zal worden.’

‘Maar dat geeft niet,’ vervolgt hij als zijn vrienden protesteren. ‘Ook al kost het me mijn leven, ik zal mijn taak om overal te getuigen van Gods genade volbrengen.’
Zijn vrienden moeten huilen. Ze proeven de zoute zeelucht, maar ook hun tranen.
‘Jullie weten dat ik er alles aan gedaan heb om jullie vertrouwd te maken met Gods wil,’ zegt Paulus. ‘Blijf daarom bij het evangelie van genade. Alleen dat kan jullie als kerk sterk maken en jullie alles geven wat God beloofd heeft. Als jullie veel ontvangen, kunnen jullie veel geven. En als jullie veel geven, zal dat jullie des te gelukkiger maken.’
Ze knielen op het strand neer om te bidden, Paulus en zijn vrienden uit Efeze. Daarna omhelzen ze elkaar en nemen afscheid.

Een blik in de hemel
Paulus vertelde in zijn brieven dat hij een kijkje kreeg in de derde hemel. Dat is de onzichtbare plaats waar God woont. Daar zag Paulus Jezus en al Gods kinderen. Hij zag hoe die stralen van Gods heerlijkheid. Ieder kind van God heeft daar nu al een plek. Satan kan daar niet komen: hij bivakkeert in lagere hemelsferen.

Handelingen 19 vers 1-40, 20 vers 1, 15-38, 2 Korintiërs 12 vers 2-4, Efeziërs 1 vers 3, 2 vers 6, 3 vers 8-12

 

8 Brief aan de gemeenten in Efeze

Beste Efeziërs, één in Jezus!

Ik wil jullie nog eens herinneren aan het mysterie van het evangelie. Ik heb een kijkje in de hemel mogen nemen en gezien dat we daar nu al bij God ons plekje hebben, met alle zegen die daarbij hoort. Die zegen komt door de heilige Geest naar je toe.

Jullie moeten weten dat God ons altijd al wilde. Vóór de schepping verlangde Hij er al naar dat we zijn kinderen zouden worden. Daar had God als Vader zijn zinnen op gezet.
Daarom kwam Jezus, Gods geliefde Zoon. Hij heeft ons door zijn bloed verlost en onze zonden vergeven. Daarmee heeft Hij de oude tijd afgesloten en een nieuw tijdperk ingeluid met nieuwe mensen.
Het bewijs dat we dat nieuwe leven hebben ontvangen, is de heilige Geest. Omdat we in God geloven en op Hem vertrouwen, kan Hij ons vanuit de hemel zegenen met alles wat Hij beloofd heeft.
We mogen dankzij Jezus van Gods overvloedige genade genieten. Daarom bid ik dat jullie nog veel meer inzicht zullen krijgen in al die rijkdom. Hij wil dat de kracht van Jezus zijn kerk in stroomt, totdat we samen helemaal vol zijn van Hem.

Weten jullie trouwens dat God iets van zijn mysterie in het huwelijk verborgen heeft? Het huwelijk lijkt op Jezus en zijn kerk. Jezus zorgt voor de kerk en beschermt haar. Hij heeft zich voor haar prijsgegeven en haar heilig en zuiver bij zich genomen, zonder vlek of rimpel. Als een man van zijn vrouw houdt en een vrouw haar man erkent, lijkt hun huwelijk op Jezus en zijn kerk.

Het mysterie maakt ook duidelijk dat geen mens nog onze vijand kan zijn. God wil de Vader zijn van alle mensen. Daarom moeten we tegenover iedereen bescheiden, zachtmoedig en verdraagzaam zijn. Het zijn de onzichtbare machten die we moeten weerstaan, de duivel met zijn helpers. En dat kunnen we, als we in Jezus zijn. Zorg dat je niet op je eigen kracht vertrouwt, maar op de kracht van Jezus’ macht.

Vergelijk het maar met een harnas waarin je zit. Zie je een Romeinse soldaat voor je?
Je riem die alles bij elkaar houdt is de waarheid van Jezus.
Het borstpantser dat je beschermt is de zekerheid dat God je heeft goedgekeurd.
Het schoeisel aan je voeten is de vrede die je zelf ervaart en weer doorgeeft als je anderen het goede nieuws vertelt.
Het schild waarmee je alle leugenpijlen van de duivel kunt opvangen is de waarheid van Gods woord.
De helm die je gedachten bewaakt is de redding die Jezus bracht.
Het zwaard in je hand is Gods woord dat wordt bewogen door Gods Geest.
En je bent door de Geest met alle andere soldaten verbonden als je in onbekende talen bidt. Bid ook voor mij.

Jullie apostel omdat God dat wil, Paulus

Efeze
Hoofdstad van het oostelijk deel van het Romeinse Rijk. Lag in het zuiden van wat nu Turkije heet. Hier heeft Paulus het langst gewerkt aan de opbouw van een gemeente. Hij gebruikte daar de school van Tyrannus voor, op uren dat daar geen les werd gegeven. Later schreef hij de kerk in Efeze vanuit de gevangenis een brief.

Efeziërs 1-6

 

 

9 Het complot tegen Paulus

‘Daar heb je die man die tegen ons volk en tegen de wet en de tempel is!’ schreeuwen de Joden als ze Paulus op het tempelplein zien. Ze zijn woest en roepen van alles door elkaar.
‘Nu probeert hij ook nog mensen van andere volken onze tempel binnen te lokken!’ schreeuwen ze.

Paulus heeft de leiders van de kerk in Jeruzalem op de hoogte gebracht van de verspreiding van het evangelie onder de volken. Nu bezoekt hij als een echte Jood de tempel. Maar de Joden die geen christen zijn worden razend zodra ze hem zien. Ze noemen hem een verrader, sleuren hem naar buiten en sluiten de tempelpoorten. Dan beginnen ze als gekken op hem in te beuken.

Als het volk op het punt staat om Paulus te lynchen, grijpt een cohort Romeinse soldaten in. Ze boeien Paulus en nemen hem mee. Het publiek is zo woest, dat de soldaten hem moeten dragen.

Op de trap van de burcht Antonia krijgt Paulus van de Romeinse officier toestemming om de mensenmassa toe te spreken.
Paulus wordt op zijn voeten gezet. Hij heft zijn geboeide handen op. ‘Broeders!’ roept hij. ‘Broeders en leiders van ons volk! Ook ik ben een Jood. Ik ben een vurige dienaar van God. Ik heb de mensen van de weg van Jezus vervolgd, totdat Jezus mij ontmoette. Hij gaf me de opdracht om Gods wil bekend te maken aan alle volken.’

Zodra Paulus over andere volken begint, barst het tumult weer los. De Joden slaan met hun mantels in het rond en smijten stof de lucht in. ‘Weg met die man!’ razen ze. ‘Dood moet hij!’
De Romeinen brengen hem snel hun burcht binnen. Daar rukken ze zijn kleren van zijn bovenlijf om hem te geselen.

‘Waarom dat?’ vraagt Paulus. ‘Jullie mogen niet zomaar een Romeins burger straffen zonder een eerlijk proces.’
De soldaten schrikken. Deze man is dus ook een Romein! Dat hadden ze niet verwacht. Ze kunnen maar beter eerst eens goed van de Joden horen wat hij eigenlijk misdaan heeft. Daarom gaan ze met Paulus naar het Sanhedrin.

De Joodse leiders worden het echter niet eens over Paulus. Hij heeft namelijk gezegd dat de mensen uit de dood zullen opstaan, maar de Joden denken daar onderling verschillend over.
Toch proberen ze hun woede op Paulus te koelen. Ze slaan en bedreigen hem. Daarop besluit de Romeinse officier om hem veilig achter slot en grendel te zetten.

Die nacht zegt Jezus tegen Paulus dat hij moed moet houden.
‘Zoals je hier in Jeruzalem van Mij getuigde, zul je dat ook doen in Rome,’ zegt Hij.
Diezelfde nacht besluit een groep mannen dat ze Paulus zullen vermoorden.

Jood en Romein
Paulus had Joodse ouders, maar die bezaten ook het Romeinse burgerschap. Ze woonden in Tarsus, de hoofdstad van de Romeinse provincie Cilicië, in het oosten van het huidige Turkije. Paulus plaatste zichzelf onder Romeins recht en kwam zo in Rome.

Handelingen 21 vers 15-19, 27-40, 22, 23 vers 1-11

 

10 Paulus naar Rome gestuurd

‘We zullen niet eten, totdat we Paulus hebben gedood!’
De eed die veertig mannen zweren om Paulus te vermoorden wordt afgeluisterd door een jongen. Vanuit zijn schuilplaats hoort hij de plannen die ze beramen om de apostel in handen te krijgen.
De jongen maakt zich stilletjes uit de voeten. Hij rent vliegensvlug langs de tempelmuur de trappen op naar de burcht Antonia. Het is de neef van Paulus.
‘Ik wil mijn oom spreken,’ zegt hij tegen de bewakers.
Tot zijn stomme verbazing krijgt hij toegang tot Paulus. Happend naar adem vertelt hij hem van de moordaanslag die ophanden is.
‘Breng mijn neef naar de officier,’ zegt Paulus tegen de baas van de gevangenis. ‘En snel alstublieft; hij heeft iets heel belangrijks te vertellen.’

De Romeinse officier wil de jongen wel te woord staan. Hij was al verbaasd over al het tumult rondom Paulus. En kijk: nu treft hij ook nog een jongen die de moed heeft om het voor hem op te nemen.
‘Wat wil je me vertellen?’ vraagt de officier.
‘Ik heb een complot ontdekt, meneer,’ zegt de jongen. ‘Veertig
mannen willen mijn oom Paulus in een hinderlaag lokken om hem te vermoorden.’
‘Dat mag niet gebeuren!’ zegt de officier. ‘Ik zal je oom naar Caesarea brengen. Daar is hij veilig. Maar mondje dicht, hè?’

De officier geeft twee centurio’s opdracht om Paulus naar de Romeinse garnizoenstad Caesarea te brengen, onder begeleiding van vierhonderd man voetvolk en zeventig ruiters.
Nog dezelfde avond wordt Paulus geboeid op een paard overgebracht. Vijf dagen later verschijnt Paulus voor de Romeinse stadhouder Felix. Zijn aanklagers staan tegenover hem: de Joodse leiders uit Jeruzalem. ‘Deze man is als een besmettelijke ziekte,’ klagen ze over Paulus. ‘Overal in de wereld stookt hij Joden op om mee te doen aan een sekte die onze tempel belachelijk maakt.’

‘Mijnheer de stadhouder, er bestaat geen enkel bewijs dat ik een opstand ben begonnen,’ antwoordt Paulus. ‘Wel getuig ik voortdurend van de weg die deze mannen een sekte noemen. Het is de weg van Jezus, die in de Wet en de Profeten al werd aangekondigd. Ik sta hier terecht vanwege de opstanding uit de dood.’
De stadhouder weet niet wat hij met Paulus aan moet. Besluiteloos houdt hij hem in hechtenis, twee jaar lang, zonder een uitspraak te doen. Na zijn ambtstermijn draagt Felix Paulus over aan zijn opvolger, de stadhouder Festus. Als die de zaak oppakt, beschuldigen de Joodse leiders Paulus opnieuw. Maar ze kunnen niets bewijzen.

Festus ziet wel in dat Paulus onschuldig is. Ook koning Agrippa is zeker van zijn onschuld. Hun beide vrouwen zijn zelfs onder de indruk geraakt van wat Paulus hun over Jezus vertelde. Maar ze willen de Joden te vriend houden. Daarom stelt Festus voor om Paulus naar Jeruzalem te sturen om daar voor de Joden terecht te staan.

‘Dat absoluut niet!’ antwoordt Paulus. ‘Hier moet ik terechtstaan, hier voor de rechtbank van de keizer. De Joden heb ik niets misdaan. Ik beroep me op de keizer.’
‘Dan zult u naar de keizer gaan,’ besluit Festus. ‘Ik stuur u naar Rome.’

Paulus’ reizen
Paulus heeft veel gereisd. In zijn jeugd reisde hij al van Tarsus naar Jeruzalem. Zijn eerste zendingsreis ging naar Syrië en Klein-Azië (nu Turkije). Daar zou hij vaker komen. Ook reisde hij naar Cyprus, Griekenland en Kreta. En via Malta en Sicilië naar Rome.

Handelingen 23 vers 12-35, 24, 25 vers 1-12

 

11 Schipbreuk onderweg

Op en neer gaat het schip, heen en weer, rollend op de golven. Het gekraak en gepiep van het scheepshout wordt regelmatig overstemd door de bulderende wind. Maar in het schip zelf heerst een bedrukte stilte. De scheepslui zijn te moe om nog maar iets te zeggen.

Al veertien dagen achtereen kan niemand op de Adriatische Zee een hand voor ogen zien. Dit is de beruchte storm met de naam die geen zeeman graag uitspreekt: Eurakylon! Het is alsof alle weergoden uit het noordoosten samenspannen tegen de 276 opvarenden.

‘Mannen!’ roept Paulus boven de wind uit. ‘Geef niet op! Niemand van ons zal omkomen. Vannacht heb ik bezoek gehad van een engel. Hij vertelde me namens de God die ik dien dat ik voor de keizer moet verschijnen. We zullen Rome halen!’

De bemanning en soldaten krijgen er weer een beetje vertrouwen in. Stel dat die vreemde gevangene gelijk heeft!
‘Eet nu wat!’ roept Paulus. ‘Gods genade is immers met ons!’
Niet lang daarna zien ze een kustlijn opdoemen. Het schip schuurt over een zandbank en breekt in tweeën. Zwemmend of geklemd aan wrakhout komen de schipbreukelingen aan land. Het blijkt een eiland te zijn: Malta, ten zuiden van Italië.

De eilandbewoners gedragen zich niet als strandjutters. Ze zijn vriendelijk en leggen op het strand een vuur aan waar de drenkelingen zich aan kunnen warmen.
Paulus gooit ook hout op het vuur. Maar uit de takken bijt een slang zich in zijn hand vast. Een gifslang!
‘Die man moet wel een moordenaar zijn,’ mompelen de Maltezers. ‘Kijk hoe hij gestraft wordt!’
Wanneer zal Paulus in elkaar zakken om te sterven? denken ze. Maar nee, hij stapt vooruit en schudt de slang in het vuur. En kijk: zijn hand raakt zelfs niet opgezwollen. Hij moet wel een god zijn!
Samen met zijn reisgenoten wordt Paulus bij stadhouder Publius gebracht. Ze mogen zolang de winter duurt op zijn landgoed logeren. De vader van de stadhouder wordt ziek. Paulus bidt voor hem en
legt hem de handen op, zodat hij geneest. Daarna brengen de eilandbewoners nog veel meer zieken. En ook op Malta wordt de kracht van het evangelie zichtbaar.

Na drie maanden is de weersverwachting gunstig. Een Maltees schip ligt klaar om op de zuidenwind uit te varen en naar Italië te koersen. Bij hun afscheid worden Paulus, Lucas en hun vrienden overladen met eerbetoon en cadeaus.
Onderweg is Paulus vaak op de voorplecht van het schip te vinden. Hij staart in de verte. Straks bereikt hij Rome, mijmert hij, de hoofdstad van het Romeinse Rijk, het centrum van de volken.
God heeft alle volken op het oog, denkt Paulus. Hij wil er zijn voor alle mensen. Zo luidt Gods naam en zo heeft Hij dat vastgelegd in de Schrift. Jezus is het bewijs daarvan. Daarom zal hij in Rome van Jezus getuigen!

Apostel van de volken
Paulus ontving speciale openbaring van God om uit te kunnen leggen wat het volmaakt volbrachte werk van Jezus voor alle mensen betekent. Die uitleg hebben alle volken nodig om in Jezus te kunnen geloven. Daarom werd Paulus de apostel voor de volken. Maar hij bleef ook zielsveel houden van zijn eigen volk, de Joden.

Handelingen 27, 28 vers 1-14

 

12 Paulus in Rome

Opstopping op de hoofdweg bij Tres Tabernae.
Mensen lachen, huilen, zingen zelfs.
‘Daar ben je dan!’ roepen er een paar. ‘Eindelijk, omdat God het zo gewild heeft!’
‘Mijn lieve broers en zussen, wat ben ik blij dat ik jullie weer zie!’ antwoordt de man op wie iedereen afstormt.
Een groep mensen is Paulus en zijn reisgenoten vanuit Rome tegemoet gelopen. Het zijn vrienden, die vanuit Klein-Azië en Griekenland naar Rome verhuisden om hier kerken te starten. Toen Paulus in Israël gevangenzat hebben ze in zijn plaats het werk voortgezet.

Febe is erbij, die door Paulus indertijd met een brief vanuit Griekenland naar Rome werd gestuurd. Aquilla en Priscilla, het echtpaar dat hem hielp om kerken te starten in Korinte en Efeze. Epenetus, Paulus’ eerste bekeerling in Klein-Azië. Andronikus en Junia, apostelen die ook gevangen zaten voor hun geloof. Rufus, de zoon van Simon van Cyrene. En nog veel meer medewerkers van vroeger, die nu allemaal actief zijn in deze wereldstad. Ze omhelzen elkaar hartstochtelijk en prijzen God. De soldaten die Paulus moeten bewaken staan ervan te kijken.

De hele stoet begeleidt Paulus naar zijn woning in de stad. Daar blijft hij in huisarrest, in afwachting van het proces dat hem voor de keizer moet brengen.

Paulus wordt in zijn huurwoning permanent bewaakt door een Romeinse soldaat. Hij mag geen stap buiten de deur zetten, maar is wel vrij om brieven te schrijven en bezoekers te ontvangen. Lucas en Marcus helpen hem daarbij.
Om te beginnen nodigt Paulus de Joodse leiders uit, die na het bewind van keizer Claudius teruggekeerd zijn naar Rome. Paulus verwacht dat zijn volksgenoten ook ooit Jezus zullen erkennen. Maar de meesten van hen willen er op dat moment niks van weten.
Andere mensen lopen de deur plat bij de apostel. Elke dag spreekt hij met hen over Gods koninkrijk en wijst hij hun op Jezus, zonder dat hij zich door iets laat hinderen.

‘Jezus is het beeld van de onzichtbare God,’ vertelt hij. ‘Alles werd door Hem geschapen. Alles is ook voor Hem bestemd. Jezus was er als eerste. Hij is ook de eerste die opnieuw geboren werd uit de dood. Heel Gods volheid woont in Hem. En omdat je met Hem verbonden bent, woont die volheid nu ook in jou.’

Paulus legt zijn bezoekers uit wat Jezus bereikt heeft. Hij hamert erop dat ze dat vast zullen houden.
‘Jezus heeft met zijn bloed aan het kruis alles tussen God en mensen goedgemaakt,’ zegt hij. ‘Blijf erop vertrouwen dat Hij je heilig, zuiver en onberispelijk bij zich brengt. Blijf dat geloven. Zorg dat je leven daarin geworteld blijft.’

De christenen hebben veel moed nodig, want de tijden veranderen. Onder keizer Nero krijgen ze het steeds moeilijker. Honderden van hen worden in de keizerlijke tuinen als fakkels verbrand. Anderen worden voor de wilde dieren geworpen. Weer anderen sterven de kruisdood.

Nieuwe mensen
Sinds Adam hebben mensen in zonde geleefd. Ver weg van God en zonder zijn Geest. Sinds Jezus is dat anders geworden. Hij heeft de invloed van de zonde gestopt. Dankzij Hem kunnen mensen dichtbij God leven en vol zijn van zijn Geest. Deze mensen staan in verbinding met de hemel. Dat maakt hen sterk, ook in moeilijke tijden op aarde.

Handelingen 28 vers 15-31, Romeinen 16, Kolossenzen 1 vers 12-23, Romeinen 5 vers 12-21

 

13 Onesimus

‘Onesimus – je bent terug! Waar heb je gezeten?’ ‘Geen tijd nu. Eerst naar binnen.’
‘Zoek je de baas op? Durf je dat?’
‘Uhuh.’

‘Wat haal je je op de hals? Ben je gek? Wij slaven hebben geen rechten, dat weet je. Een weggelopen slaaf riskeert zijn leven. Je bent vogelvrij!’ ‘Laat me door. Ik heb een brief.’
‘Een brief – van wie? Voor hem? Moet die brief je redden? Nou goed, als het zo nodig moet, ga dan maar. Maar ik hou mijn hart vast.’

‘Heer …’
‘Wel heb ik ooit! Mijn weggelopen slaaf! Waar haal jij het lef vandaan om mij na al die maanden weer onder ogen te komen?’
‘Deze brief, heer …’
‘Hoe durf je hier weer op te duiken! Je weet donders goed wat een heer met een ontrouwe slaaf kan doen.’
‘Ik weet het, heer. Maar leest u eerst deze brief, voordat u uw oordeel velt …’
‘Wat moet ik met een brief als een slaaf mij maandenlang berooft van arbeidsuren? Je hebt je gruwelijk misdragen, je bent zomaar uit je verantwoordelijkheden gestapt. Denk je dat ik dan zomaar naar je smoesjes ga luisteren?’
‘Alstublieft, heer.’
‘Kan een brief jou helpen? Van wie is die eigenlijk? Ah, van Paulus! Voor mij? Zozo …’
‘Lees hem alstublieft, heer.’
‘Wat heeft dit te betekenen? Een brief van Paulus … vanuit Rome geschreven. Heb jij die brief vanuit Rome meegenomen? Wat heb je al die tijd uitgespookt?’
‘…’
‘Goed, laat me lezen …’

‘Beste Filemon, goede vriend!
Je bent geweldig gezegend met Gods genade! Ik schrijf je met een beroep op de liefde, die Jezus ons schenkt.
Ik heb hier in de gevangenis een kind gekregen. Jazeker: een kind in het geloof. Het is iemand die jij kent. Iemand die voor jou niks meer waard was en net zo goed dood kon zijn. Een weggelopen slaaf.
Ik heb het natuurlijk over Onesimus. Hij zocht mij in mijn gevangenschap op en werd een kind van God.
Denk je eens in. Eerst was die jongen compleet nutteloos. Maar hij is mij van veel nut geworden. Hij heeft mij als een broer in Christus geholpen. Ik stuur hem terug, nu niet als jouw slaaf, maar als onze broer. Zo kan hij jou op een nieuwe manier van nut zijn. Hij doet dan mooi zijn naam eer aan: Onesimus, de Nuttige!
Ontvang hem dus niet langer als een slaaf en straf hem niet. Als hij in de schuld bij jou staat, laat mij daar dan voor opdraaien.
Je krijgt de groeten van mijn medewerkers Timoteüs, Marcus, Lucas en de anderen. Groet Apfia en de leden van je huiskerk.
Heb je een kamer voor mij als ik vrijkom?
Gevangen om Jezus Christus,
Paulus.’

‘Zozo … Nee maar, daar sta ik van te kijken. Je bent dus bij Paulus terechtgekomen en daar heb je Jezus aanvaard. Tja, hoe kan ik je dan nog als slaaf behandelen? Ik begin te begrijpen dat werkelijk alles verandert met Jezus in ons leven. Zelfs onze verhoudingen hier in huis. Onesimus, broertje, laat me je omhelzen.’

Slavernij
Slaven waren het bezit van de rijkere mensen en deden het werk voor hen. In de Romeinse tijd was ongeveer de helft van alle mensen slaaf. Ze liepen blootsvoets en droegen meestal een brandmerk op hun lijf. Ze hadden geen rechten en bleven hun leven lang slaaf. Maar in Jezus zijn alle mensen evenveel waard.

Filemon, Kolossenzen 4 vers 7-18

 

14 Gebeden van Paulus

Paulus schrijft in zijn brieven vaak op wat hij bidt voor de gemeente.
Je kunt daarin horen wat ze nodig hebben, maar ook wat God ons wil geven.

Voor de Romeinen
Ik dank God dat er overal in de wereld over jullie geloof gesproken wordt. Ik bid voortdurend voor jullie. Jullie zijn Gods geliefde en heilige kinderen. Ik verlang ernaar om jullie te ontmoeten, zodat we elkaar kunnen bemoedigen. Eeuwenlang is Gods geheim verborgen geweest, maar nu is het op Gods bevel bij alle volken bekend geworden. Hij geeft jullie de kracht van het evangelie. Daarom komt de enige God alle eer toe, altijd en eeuwig, door Jezus, amen.

Voor de Korintiërs
Ik dank God altijd dat Hij jullie zijn genade heeft gegeven, in Jezus Christus. Door Hem zijn jullie in alle dingen rijk geworden. Wat Jezus heeft bereikt zit er diep in bij jullie. Daarom werken bij jullie alle gaven van de Geest. Jullie zien ook uit naar Jezus’ terugkeer. En jullie zijn er zeker van dat jullie op die dag zonder schuld en schaamte en veroordeling zullen zijn. Jullie zijn immers één met Jezus, en Hij is trouw. Daarom zal de genade van de Heer Jezus met jullie zijn en blijven. Ik hou van jullie, omdat we samen één zijn in Christus Jezus.

Voor de Efeziërs
Ik dank God zonder ophouden voor jullie. Ik vraag Hem dat Hij jullie wijsheid geeft, zodat jullie duidelijk zullen zien wie Christus is. Ik bid dat jullie vanbinnen vol licht zullen zijn. Dan zullen jullie snappen in wat voor een heerlijke toekomst God jullie heeft binnengeroepen.
Hij heeft zoveel rijkdom voor al zijn kinderen klaarliggen! Ik bid ook dat jullie zullen weten hoe groot de kracht is die in ons werkt. Het is dezelfde kracht die Jezus uit de dood haalde. Nu is Hij hoog boven alles en iedereen geplaatst, dus is Hij nu de baas. In die kracht leven wij. Want Jezus is het hoofd en wij zijn als gemeente zijn lichaam. Hij is in de hemel en wij zijn op aarde, vol van Hem, vol van zijn kracht. Eens zal Hij de hele schepping vol maken van zijn glorie, en Hij is nu al begonnen met de gemeente. Ik bid dan ook dat Hij jullie vrede geeft, liefde en geloof. Jullie hebben Hem lief, daarom weten jullie dat zijn genade en zijn onbedorven leven altijd met jullie zal zijn.

Voor de Filippenzen
Ik dank God telkens als ik aan jullie denk en voor jullie bid. Dat doe ik vol vreugde. Jullie hebben vanaf het begin meegeholpen om het evangelie te verspreiden. En het goede werk dat God begon, zal Hij afmaken ook. Daar ben ik van overtuigd. Ik draag jullie in mijn hart, of ik nu in de gevangenis zit, of vrij rondloop om het evangelie door te geven. Ik bid dat jullie liefde blijft groeien. Op de dag van Jezus zal dan blijken dat jullie vol zijn van alles wat Hij heeft volbracht.

Voor de Tessalonicenzen
Ik dank God altijd voor jullie allemaal. Jullie geloof brengt zoveel tot stand. Jullie liefde is zo krachtig. Jullie hebben zoveel uithoudingsvermogen. Als het moeilijk was waren jullie toch blij, omdat de vreugde van de heilige Geest in jullie is. Daarmee zijn jullie een voorbeeld voor de andere gemeenten. Iedereen praat erover hoe jullie Gods Woord ontvingen. Hoe jullie je afkeerden van de afgoden en de levende God gingen dienen. Nu verwachten jullie Jezus, die uit de dood opstond en jullie zal sparen voor het komende oordeel. Lieve broers en zussen: God houdt van jullie. Hij zal jullie blijven heiligen en jullie geest, ziel en lichaam zuiver bewaren tot zijn komst. Hij heeft jullie geroepen en zal doen wat Hij heeft beloofd. De genade van onze Heer Jezus Christus is altijd bij jullie.

Paulus’ brieven
Paulus heeft het grootste deel van het Nieuwe Testament (het tweede deel van de Bijbel) geschreven. Het gaat om veertien brieven. Hij schreef ze aan gemeenten in verschillende steden en aan zijn medewerkers. Maar eigenlijk schreef hij ze aan alle gemeenten overal ter wereld en uit alle tijden. In de eerste helft van zijn brieven legt hij telkens haarfijn uit wat het evangelie van genade betekent. In de tweede helft schrijft hij wat dat in het dagelijks leven met iedereen doet.

Romeinen 1 vers 7-15, 16 vers 20, 25-27, 1 Korintiërs 1 vers 3-9, 16 vers
23-24, 2 Korintiërs 1 vers 2-11, 13 vers 13, Efeziërs 1 vers 2-3, 15-19, 6 vers 23-24, Filippenzen 1 vers 2-11, 4 vers 19-20, 23, 1 Tessalonicenzen 1 vers 1-10, 5 vers 23-24, 28, 2 Tessalonicenzen 1 vers 2-12, 3 vers 16-18