Deel 31 Meer openbaring van Jezus

 

1. De apostel van wie Jezus zoveel houdt
2. De openbaring van Jezus
3. Het lam in het midden van Gods troon
4. Het kind, de vrouw en de draak
5. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde
6. ‘Ik kom gauw!’

 

1 De apostel van wie Jezus zoveel houdt

Johannes zit over een tafel gebogen. Hij schrijft een brief.
‘Ik kan jullie verzekeren dat Jezus alles heeft waargemaakt wat God van begin af aan heeft gezegd,’ schrijft hij. ‘Ik was er zelf bij en ik heb alles gezien.’
Hij kijkt op van zijn perkament. Staart minutenlang voor zich uit. Honderden rimpeltjes kringelen om zijn ogen. Daarbinnen sprankelen lichtjes. Dan buigt hij zich weer over zijn brief.
‘God heeft woord gehouden,’ schrijft hij. ‘Jezus is dat Woord. Hij is Gods Woord dat leven geeft. We hebben dat Woord gehoord, gezien en met onze eigen handen vastgepakt.’
Hij legt zijn pen neer. Wrijft in zijn handen. Blauwe aders schijnen door zijn dunne huid. Hij herinnert zich zijn jongenshanden. Dat waren sterke handen, waarmee hij de netten uit het water trok, toen Jezus hem riep. Wat heeft Jezus sindsdien veel mensen geroepen!

‘Jezus is van de Vader naar ons toe gekomen,’ schrijft Johannes verder, ‘om ons met de Vader te verbinden. En met elkaar. We zijn als één familie met elkaar verbonden.’
Zijn dunne lippen trekt hij in een brede grijns.
‘Heb elkaar lief!’ schrijft hij er met krassende pen achter.
Johannes heeft al aan zoveel mensen verteld dat het God om de liefde gaat. In het evangelie dat hij over Jezus schreef, noemde hij zichzelf ‘de discipel van wie Jezus zoveel houdt’. Hij hoopt dat iedereen die dat leest hetzelfde zal zeggen: dat Jezus zoveel van hem of haar houdt.

‘God is licht. In Hem is geen greintje duisternis,’ schrijft hij verder. ‘Daarom wandelen wij ook in het licht. In dat licht kunnen we de zonde opruimen. God heeft ons vergeven, daarom moeten we ook elkaar vergeven. Het bloed van Jezus reinigt ons doorlopend van alle zonden, zodat we met elkaar kunnen optrekken als broers en zussen.’

Ja, denkt Johannes, dat moeten de kerken weten als ze mijn brief voorlezen. Het draait bij God allemaal om de liefde.
‘Omdat God ons eerst heeft liefgehad, kunnen we met zijn liefde van elkaar houden,’ vervolgt hij zijn brief. ‘God is liefde. Hij houdt van ons met zijn volmaakte liefde. Daarom hoeven we niet bang te zijn voor de dag van het oordeel. Geen angst te hebben voor straf. We hoeven ons ook niet te schamen als Jezus terugkomt. We zijn in deze wereld als Hij. Hij wil dat het ons in alles goed gaat. Zoals de Vader van zijn Zoon houdt, zo houdt Hij van ons. En omdat Hij zo veel van ons houdt, moeten we ook van elkaar houden.’

Johannes komt langzaam overeind.
‘Heb elkaar lief!’ mompelt hij tegen de muur.
‘Heb elkaar lief!’ roept hij door het raam naar buiten.
Heb elkaar lief: dat zal hij ook weer benadrukken als hij vanavond met honderden vrienden in de stad samenkomt.
Het zal een spannende avond worden. Er dreigt gevaar, omdat de Romeinen niet willen dat ze over Jezus spreken als de hoogste Heer en zijn koningschap vieren met brood en wijn.

Johannes is zijn leven niet zeker. De autoriteiten hebben het op de leiders gemunt. Jakobus en Petrus zijn gekruisigd. Paulus is onthoofd. Maar Johannes zal van Jezus blijven getuigen, gevaar of geen gevaar. Niet veel later wordt Johannes opgepakt en verbannen naar het eiland Patmos, net buiten de kust van Klein-Azië. Daar ziet hij Jezus opnieuw, maar nu in visioenen. En opnieuw begint hij te schrijven.

Johannes
Een van de eerste jongens die door Jezus geroepen werd om Hem te volgen. Zijn naam betekent ‘God geeft genade’. Noemde zichzelf ‘de discipel van wie Jezus zoveel houdt’. Hij werkte als leider in de kerken in Jeruzalem en Efeze en overleefde alle andere apostelen.

1 Johannes 1 vers 1-7, 4 vers 7-19, Johannes 13 vers 23, 19 vers 26, 20 vers 2, Openbaring 1 vers 1-3, 9-11

 

2 De openbaring van Jezus

Ik heb Jezus gezien! En ik kan jullie verzekeren dat iedereen Hem zien zal, als Hij terugkomt met de wolken.

Maar nu moet ik eerst de beelden opschrijven die ik gezien heb. Ik zat op het eiland Patmos, verbannen omdat ik over Jezus had gesproken. Toen hoorde ik een stem, zo luid als een bazuin.

‘Ik ben de alfa en de omega,’ zei die stem, ‘het begin en het einde, die is, die was en die komt.’
Ik draaide me om en zag zeven gouden kandelaren. Daartussendoor liep iemand die op een mens leek, maar dan veel mooier, groter en sterker. Hij droeg een lang gewaad met een gouden riem. Zijn hele hoofd en

al zijn haren waren wit als sneeuw. Zijn ogen vlamden als vuur. Zijn voeten glansden als gloeiend koperbrons. Zijn stem klonk als duizenden watervallen. Hij droeg zeven sterren in zijn rechterhand. Uit zijn mond flitste een tweesnijdend zwaard. Alles schitterde aan Hem. Zijn gezicht straalde als het allerfelste zonlicht. Het was Jezus!

De adem stokte mij in de keel en ik viel als dood voor zijn voeten neer. Ik voelde zijn warme hand op mijn schouder, toen Hij zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. Ik was dood, maar nu leef Ik – voor altijd. Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.’

Hij zei dat ik alles wat ik zou zien moest opschrijven. Ik moest het naar zeven verschillende kerken sturen, om die te bemoedigen.
‘Ik woon tussen de kerken, zoals ik hier tussen de kandelaren sta, en ik hou ze in mijn hand, zoals deze zeven sterren,’ zei Hij.

‘Iedereen moet goed naar Mij luisteren,’ ging Hij verder. ‘Iedereen moet in mijn liefde blijven. Niet bang zijn, niet trots worden, of onverschillig, maar vasthouden aan Mij. Want wie op zijn eigen kracht vertrouwt, is niet heet, niet koud, maar lauw. Die zou ik moeten uitspugen.’

‘Luister allemaal wat de Geest tegen de kerken zegt,’ vervolgde Hij.
‘Op iedereen die in mijn kracht overwint zal Ik de naam van mijn God schrijven. Hij zal eten van de levensboom, zodat de tweede dood aan hem voorbijgaat. Hij zal samen met Mij op de troon zitten, omdat Ik overwonnen heb en daar ook zit. Hij zal daar zitten met schone witte kleren aan. Hij zal ook een nieuwe naam krijgen, het mooiste geheim tussen hem en Mij. Ja, hij zal stralen als de morgenster.’
Dat zei Jezus toen ik Hem in een visioen op het eiland Patmos zag. Maar dat was lang niet alles; ik zag nog veel meer.

Het bijbelboek Openbaring
Wordt ook wel Apocalyps genoemd. Dat betekent onthulling of openbaring. Het gaat in dit boek (net als in heel de Bijbel) om de openbaring van Jezus. Telkens opnieuw en op allerlei manieren krijg je in dit boek over Jezus te horen. En over de overwinning die Hij behaald heeft over Satan en zijn machten.

Openbaring 1 vers 7-20, 3 vers 15-16, 2 vers 7, 11, 17, 28, 3 vers 5, 12, 21

 

3 Het lam in het midden van Gods troon

Ik werd door een open deur de hemel binnengeroepen. Daar zag ik een troon, waar iemand op zat. Die persoon had de gloed van edelstenen, van jaspis en sarder.
Om de troon zag ik een stralende regenboog, die groen licht gaf, als smaragd.

Er flitste bliksem uit de troon. Ik hoorde stemmen en donderslagen. Zeven fakkels stonden daar te flakkeren. Voor de troon lag een vloer, zo glanzend, hard en diep als een zee van kristal.
Rondom die ene troon stonden vierentwintig andere tronen, waar de vertegenwoordigers van Gods volk op zaten. Ze waren in het wit gekleed en droegen gouden kronen. Ook zag ik gevleugelde wezens vol ogen.
Ze juichten allemaal aan één stuk door, bogen zich neer en zongen
voor God:

‘Heilig, heilig, heilig God!
Die is, die was, die komt
Die alle eer toekomt
Want alles is door U gemaakt Omdat U het zo wilde
En wat U wilt gebeurt!’

Nu zag ik dat God een boekrol in zijn rechterhand hield. Die rol was aan beide kanten beschreven en dichtgeplakt met zeven zegels.
Het was een contract. Op de ene kant stond wat mensen aan voordeel zouden ontvangen, als ze zich aan het contract zouden houden. Op de andere kant stond wat een ellende er zou komen, als ze het contract niet zouden naleven.

‘Wie kan de boekrol openen?’ riep een engel. Maar niemand kwam.

Toen het stil bleef moest ik huilen. Zou dan niemand voldoen door zich aan het contract te houden?
Een van de vertegenwoordigers van Gods volk nam het woord.
‘Wees niet verdrietig,’ zei hij. ‘Weet je wie de boekrol mag openen? De zoon van David, de leeuw van Juda.’

Ik keek en zag een lam in het midden van de troon. Het had de snee van een slachting in zijn hals. Dat lam kreeg de boekrol aangereikt.
Op hetzelfde moment werd er weer gejuicht en gezongen. Er stegen geurige wolken op waarin de gebeden van Gods kinderen verborgen zaten. Het lam werd aanbeden omdat het als enige voldeed. Het had zich als enige aan het contract gehouden.

‘Ja, U verdient het om de boekrol te openen!’ werd er gezongen. ‘Want U hebt overwonnen. U bent geslacht en hebt met uw bloed mensen van alle kleuren en talen gekocht. En al die mensen zullen op aarde priesters zijn en als koningen heersen.’

Toen verbrak het lam daar in de hemel één voor één alle zegels.

De woorden aan de ene kant van het contract vielen op de aarde en veroorzaakten veel schade. Oorlog zag ik, vervuiling, rampen, ziekte, dood. Apollyon, de doodsengel, ging woest tekeer. De mensen schreeuwden het uit van ellende.
De woorden aan de andere kant van het contract gaven de overwinning aan alle mensen die God en het lam liefhebben. Ze spraken die woorden van het contract uit en dat gaf hun de overwinning.
Ze stonden allemaal voor Gods troon, een ontelbare menigte. Velen van hen hadden onder zware druk geleefd, maar God had hun tranen weggeveegd. Ze hadden hun kleren witgewassen in het bloed van het lam en nu zwaaiden ze met palmtakken.
‘De redding komt van onze God, die op de troon zit, en van het lam!’ riepen ze.

Beeldtaal
Het bijbelboek Openbaring is net een videoclip. Er wordt steeds met andere beelden hetzelfde verteld. Je krijgt telkens opnieuw allerlei plaatjes te zien van wat Jezus heeft gedaan. Die beeldtaal gebruikten de profeten in het Oude Testament ook al. Maar nu kun je zien dat het allemaal op Jezus slaat.

Openbaring 4, 5, 6, 8, 9, 7, 11 vers 15-19

 

4 Het kind, de vrouw en de draak

Opnieuw zag ik een teken in de hemel. Ik zag een prachtige vrouw die gekleed was in zonnestralen. Ze droeg een kroon op haar hoofd met twaalf sterren. Waar ze liep schitterde de maan onder haar voeten. Ze was zwanger en toen ze haar kind ter wereld wilde brengen schreeuwde ze het uit.

Ik zag ook een vuurrode, dampende, dreigende draak. Hij had zeven koppen en droeg tien horens. De draak ging pal voor de vrouw staan, klaar om het kind te verslinden. Maar zodra het er was werd het meegenomen naar de troon van God. Het was een zoon, die in de profetieën was aangekondigd als de koning en heerser en herder.

De vrouw vluchtte de woestijn in, waar God een plek voor haar had. Daar zou goed voor haar gezorgd worden.

Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël, de generaal van de engelen, vocht met zijn leger tegen de draak. De draak werd met zijn leger verslagen en uit de hemel gegooid. Hij zwiepte met zijn staart heen en weer en sleurde een derde deel van alle engelen mee. Ze werden samen op de aarde gesmeten.
Die grote draak is de slang die het paradijs onveilig maakte, die ook wel de duivel of Satan wordt genoemd. Hij misleidt de mensen en jut ze op tegen God.

Toen het kind geboren was en de troon had bestegen, kreeg de draak geen toegang meer tot de hemel. De draak zag de vrouw en achtervolgde haar. Maar ze kreeg de vleugels van een adelaar om naar haar plek in de woestijn te vliegen.
De draak gaf het niet op. Hij braakte smerig water uit om de vrouw daarin mee te sleuren. Het was een kolkende massa, die als een zondvloed achter de vrouw aan spoelde. Maar de aarde opende zich als een graf en slokte het water op, voordat het de vrouw kon bereiken. Wat was die draak razend! Hij dwaalde rond en vernietigde alles wat hij tegenkwam. Hij wilde ook de andere kinderen van de vrouw verslinden en schakelde twee machtige beesten in. En iedereen die tegen de vrouw en het kind was, volgde die beesten. Maar de kinderen van de vrouw hoorde ik een overwinningslied zingen.

‘Het is echt, het is waar
En het is openbaar
In de hemel en op de aarde
De aanklager is toch ten val gebracht
Zijn dreigingen hebben geen waarde
Door het bloed van het lam
en ons leven voor Hem
en het woord van geloof
en de roep van zijn stem
Was God het die ons bewaarde.’

Ik zag de woede van de draak. Ik zag hoe hij een stad gebruikte om tegen God tekeer te gaan: Babylon, dat stonk naar bloed, overdaad en wellust. De bewoners van die stad hadden nooit rust. Ze jaagden geluk na, maar vonden er nooit genoeg van. Ze waren zo bang om iets te verliezen dat het pijn deed. De zee en de lucht werden vergiftigd, er kwam hitte en duisternis, totdat een aardbeving alles verwoestte.

De kinderen van God keken ernaar, maar bleven het lied van het lam zingen.

Het lied van Mozes en van het lam
In het begin van de Bijbel kun je lezen dat Mozes een lied zong. Daarin zingt hij dat God de zonde van zijn volk zal uitwissen. In het laatste bijbelboek wordt dat lied van Mozes nog steeds gezongen. Maar nu heet het ook het lied van het lam, omdat Jezus het offerlam is geworden: hij heeft de zonde weggewist.

Openbaring 12, 13, 14 vers 1-3, Openbaring 15 vers 3-4, Deuteronomium 32 vers 43-44

 

5 De nieuwe hemel en de nieuwe aarde

Nadat ik alles gezien had wat er gebeurd was, zag ik ook wat er nog gebeuren moest.
Jezus had gezegd: ‘Ik kom totaal onverwacht, als een dief in de nacht. Maar als Ik jullie in bruiloftskleren zie, hoeven jullie niet bang te zijn.’
Ik zag Jezus als een ruiter op een wit paard in de geopende hemel. Hij droeg kronen, zijn ogen vlamden en zijn kleren dropen van het bloed. Zijn naam was ‘Trouw en Betrouwbaar’. Hij had eerlijk gestreden en zou een eerlijk oordeel vellen.

Ik hoorde nog een naam, ‘Woord van God’. Ik zag Jezus met een scherp zwaard in zijn mond. Hij zou met zijn engelenleger alles volbrengen wat God had gezegd.

En er klonk nog een naam, ‘Hoogste Koning en Heer’. Ik zag dat Jezus’ engelen de twee monsterlijke beesten gevangennamen en in een stinkende vuurpoel gooiden, samen met al hun aanhangers. Ook de draak werd erin gesmeten.

Toen zag ik Jezus met de wolken verschijnen. Hij droeg een gouden kroon op zijn hoofd en had een scherpe sikkel in zijn hand. De tijd was rijp voor de oogst.
Ik zag hoe alle mensen voor Gods witte troon verschenen, iedereen die al doodgegaan was en iedereen die nog leefde.

God opende de boeken van hun leven. Hij oordeelde de mensen op grond van hun daden.
En Hij opende nog een boek: het boek van het lam. Iedereen die daarin stond mocht voor altijd met Jezus verder leven, want de dood en het dodenrijk werden ook in de vuurpoel gesmeten.
Het volk van God was nu helemaal klaar om zich met Jezus te verenigen, als een bruid die trouwt met haar bruidegom.

‘Ik maak alles nieuw!’ hoorde ik Jezus vanaf de troon roepen.

Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Uit de hemel daalde een stad op aarde neer, het nieuwe Jeruzalem.
‘God zal tussen de mensen wonen!’ hoorde ik roepen. ‘Hij zal hun God zijn en voor altijd bij hen zijn. Alle tranen zal Hij wegwassen.’
Ik bekeek de stad beter en zag dat hij gebouwd was op het fundament dat de twaalf apostelen hadden gelegd, het fundament van genade.
Ik zag ook dat hij twaalf poorten had, die nooit gesloten werden. Ze waren genoemd naar de twaalf stammen van Israël, die voor de toegang hadden gezorgd. Door die poorten konden alle volken en generaties de stad binnengaan, want God was daar voor hen, precies zoals Hij beloofd had. Zijn naam betekent immers: ‘Ik zal er zijn.’

Ik zag dan ook hoe de stad schitterde van Gods heerlijkheid. Het was daar zo stralend dat er niet eens een zon, een maan, of een lamp nodig was.
Daar midden in de stad stond de troon van God en van het lam. Er stroomde een rivier uit de troon met water dat leven geeft. Overal stonden levensbomen, die altijd vrucht gaven; zelfs hun bladeren waren genezend.

Ik zag het en ik wist dat daar geen dood meer zal zijn, niets waar nog een vloek op ligt, geen moeite, rouw, pijn of verdriet. De mensen zullen er voor altijd als koningen heersen.

Onze toekomst
Jezus heeft gezegd dat Hij terug zal komen. Dan schept God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Daar zal het nieuwe Jeruzalem zijn, de stad waarin God voorgoed bij de mensen woont. Er is daar geen dood meer. Het leven dat Jezus ons nu al heeft gegeven is dan ook een eeuwig leven.

Openbaring 16 vers 15, 19 vers 6-9, 11-21, 20 vers 10-15, 21, 22 vers 1-5, 1 Tessalonicenzen 5 vers 1-11, Matteüs 24 vers 30

 

6 ‘Ik kom gauw!’

Ik stond op mijn benen te tollen, al die tijd dat ik deze dingen zag. Ik was er ondersteboven van.
‘Vertel alles verder wat je over Mij gezien en gehoord hebt,’ zei Jezus tegen me toen Hij me alles had laten zien.

‘Alles wat er in de Schrift geschreven staat, draait immers om Mij,’ zei Hij. ‘Ik ben de eerste en de laatste, het begin en het einde.’
Dat zei Hij. Daarom heb ik dit allemaal opgeschreven.

‘Vertel dat Ik gauw terugkom,’ zei Hij ook.
Weten jullie die dit lezen wel wat dat betekent? Dat wil zeggen dat Jezus graag terug wil komen. En wij, wij willen dat toch ook graag? Daarom zeggen de Geest en de bruid samen: ‘Kom gauw, Jezus!’

Luister, Jezus zegt: ‘Ja, Ik kom gauw!’
Blijf dus zeggen: ‘Amen! Kom, Heer Jezus!’
Je zult zien dat zijn genade bij je is – en bij je zal blijven!

Bruid en bruidegom
God is liefde. Die liefde lijkt op de liefde van een bruidegom voor zijn bruid. Zo wordt in de Bijbel de liefde tussen God en mensen dan ook vaak beschreven. De Bijbel is als het ware een roman, een liefdesboek, waarin de bruidegom zijn bruid helemaal klaarmaakt om met hem te trouwen.

Openbaring 22 vers 6-21