Gekocht en betaald

U bent gekocht en betaald.
1 Korintiërs 6:20


Beeld je maar niks in. Sinds Adam staan alle mensen dik in de schuld bij God (Rom. 5:12). Niemand kan ook maar iets voor zichzelf goedmaken, laat staan voor een ander.

‘Luister mensen, kinderen van Adam (…) Geen mens kan een ander vrijkopen, wat God vraagt voor een leven, is niet te betalen,’ staat er in Psalm 49:8. Daarom eindigt iedereen in het graf, of hij nou rijk is of arm, wijs of dom, goed of slecht. ‘De prijs van het leven is te hoog, in eeuwigheid niet op te brengen,’ lezen we. ‘Onmogelijk dat iemand voor altijd zou leven, de kuil van het graf nooit zou zien’ (vers 9-10). De oorzaak van deze trieste mallemolen wordt in de psalm ook blootgelegd. We strompelen ons graf in als we op onze eigen wijsheid en goedheid afgaan. ‘Dit is het lot van wie op zichzelf vertrouwen’ (vers 14).

Alle mensen die zeggen dat God hen wel in de hemel zal toelaten omdat ze toch redelijk goed leefden, komen bedrogen uit. Voor God is goed nooit goed genoeg. Maar er is wel hoop. Als je je eigen failliet erkent en jezelf uitlevert aan iemand die de prijs van jouw schuld wel kan betalen.

‘Maar mij zal God vrijkopen uit de macht van het dodenrijk, mij zal hij wegnemen’ (vers 16).

Hier komt Jezus in beeld, in deze psalm al. Hij is niet verbonden met de schuld die vanaf Adam alle mensen tot de dood veroordeelt. Hij is de enige die ons kan kopen. En dat heeft Hij gedaan toen Hij onze schuld met zijn eigen leven betaalde.

Als je je aan Jezus hebt overgegeven, mag je zeker zijn van je redding, omdat je zijn bezit bent. Hij heeft je gekocht met zijn bloed (Op. 5:9). Dan moet je wel erkennen dat je met geen mogelijkheid op jezelf kunt vertrouwen. Tegelijkertijd zul je Hem dan alle eer willen brengen.