Rijkdom blokkeert je als genade ontbreekt

Nog één ding ontbreekt u.
Lucas 18:22b


Rijkdom is niet verkeerd in Gods ogen. Rijkdom kan lastig zijn voor ons, als we daarmee onszelf rechtvaardigen en zo Gods genade blokkeren.

Een rijke jongeman wil zeker zijn van het eeuwige leven. Met die vraag gaat Hij naar Jezus. Hij verraadt zijn denkwijze als Hij Jezus aanspreekt met ‘goede meester’. Hij denkt in termen van goed en slecht. Wettisch. Jezus zegt: ‘Niemand is goed, alleen God’ (luc. 18:19b).

Dan vertelt de jongeman (hij is ook nog een hooggeplaatste) hoe hij over zichzelf denkt. Hij houdt zich aan de wet. Volgt alle geboden op. En dat vanaf zijn jeugd. Beter kan niet!

Hoeveel mensen kijken zo naar zichzelf? Ze hopen dat de weegschaal van goed en slecht voor hen doorslaat naar goed, dankzij hun inspanningen. Dan moet God hen wel belonen.

Jezus kijkt de jongeman aan. Zeg nooit dat God niet van rijke mensen houdt: Jezus krijgt hem lief, lezen we (Mar. 10:21). Dit is iemand met goede bedoelingen, maar die kunnen hem niet redden. Dat maakt Jezus duidelijk als Hij die jongeman een rigoureuze opdracht geeft. ‘Nog één ding ontbreekt u,’ zegt Jezus. ‘Verkoop alles wat je hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zul je een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij!’

Helaas, dat kan die jongeman niet. Hij zit vast in het denkpatroon dat hij zijn redding moet verdienen. Zijn rijkdom is een bewijs van z’n goede gedrag, die geeft hij niet zomaar op.

Jezus legt hier precies de vinger op de zere plek. Wie zich aan de wet vastklampt, raakt daarin gevangen. Zelfrechtvaardiging sluit genade uit.

Kan een rijke gered worden? Natuurlijk wel. ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God,’ zegt Jezus. Met die uitspraak verwijst Hij naar de geboorte van Isaak (Gen. 18:14). Abraham was ook rijk, maar hij vertrouwde daar niet op. Hij geloofde God en ontving een zoon, op grond van Gods belofte. Hij was rechtvaardig, omdat hij zich had uitgeleverd aan Gods genade.

Eén ding miste die rijke jongeman. Hij kende Gods genade niet (Luc. 18:18-27).