Een zoete geur

Laat mijn gebed voor u zijn als reukwerk, mijn geheven handen als een avondoffer.
Psalm 141:2

Links in het heilige van de tabernakel staat de gouden kandelaar. Rechts de tafel met toonbroden. Maar het dichtst bij Gods aanwezigheid staat een klein altaar, bijna tegen het vuistdikke gordijn aan, waarachter God woont in het allerheiligste. Het is het gouden reukofferaltaar (Ex. 30:1-10, 34-36).

Elk dag moet een priester ’s ochtends en ’s avonds kolen van het brandofferaltaar buiten mee naar binnen nemen om het reukofferaltaar van vuur te voorzien. Daarop moet hij telkens weer gestampte specerijen en wierook strooien. Dat veroorzaakt een wolk die een zoete geur verspreidt.

‘Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden’ (Ex. 30:8).

Het reukwerk symboliseert de gebeden die mensen naar God opzenden. Onze gebeden krijgen voeding vanaf het brandofferaltaar, de plek die het offer van Jezus symboliseert. Op basis van zijn volmaakt volbrachte werk aan het kruis gaan we met God om. Dat is Hem aangenaam, als de zoete geur van het reukwerk.

In je gebed mag je dicht bij God zijn. Hij vindt het fijn als je alles tegen Hem zegt. Je dankbaarheid en plezier, je vragen en plannen, je miskleunen, moeite en verdriet, je vreugde, je vertrouwen in Hem. Dankzij Jezus staat niets jou in de weg om intiem met God om te gaan.

Maar altijd weer dankzij Jezus. In Israël was het verboden om ander vuur op het reukofferaltaar te leggen dan vuur van het brandofferaltaar (Lev. 10:1-2). Zorg er dus voor dat jouw gebedsleven altijd gevoed wordt door wat Jezus definitief voor jou bereikt heeft. Ga altijd uit van zijn vergeving en zijn goedkeuring voor jou.

Daarmee zijn jouw gebeden een zoete geur voor God!

Tip – Dank God vaker voor wie Hij jou heeft gemaakt in Jezus.