Koning tegenover koning

‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld.’

Johannes 18:36

Eerst staat Jezus tegenover de godsdienstige macht, als hogepriester tegenover alle hogepriesters. Nu tegenover de wereldlijke, als koning tegenover alle koningen. Maar niemand heeft door dat hier de priester-koning voor hen staat die door God is aangesteld. Pilatus vraagt aan Jezus of Hij de koning van de Joden is. Jezus wil daar geen antwoord op geven.

‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd’ (Joh. 18:36).

Jezus benadrukt dat alle wereldse macht gebaseerd is op geweld. Mensen kunnen alleen maar macht verwerven ten koste van anderen. Dat gaat altijd via onderdrukking, verdeling en uitsluiting. Maar Jezus’ macht is gebaseerd op zijn waarheid. Hij zal niemand veroordelen, maar iedereen dienen. Daarmee biedt Hij vrijheid, eenheid en verbondenheid.

‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg’ (Joh. 18:37).

Pilatus herkent Jezus’ koninschap niet, omdat hij alleen maar het recht van de sterkste kent.

Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’ (Joh. 18:38).

Iedereen heeft zijn eigen waarheid om zich te handhaven. Die gaat altijd ten koste van anderen. Maar Jezus’ waarheid bewijst zichzelf juist in zwakheid. Doordat Hij zichzelf vernedert, kan Hij iedereen verheffen. Dat maakt Hem tot koning van iedereen die door Hem is vrijgemaakt. Ooit zal iedereen de macht van die waarheid erkennen (Fil. 2:6-11).

Johannes 18:28-40 Matteüs 27:1-26 Marcus 15:1-15 Lucas 23:1-25