Aardse vaten, maar vol wijn

Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken.
Johannes 2:1-12


Een bruiloft in de heuvels van Israël aan het begin van onze jaartelling. Het feestmaal geurt al. De bruidegom haalt zijn bruid op bij haar moeder. In optocht, met bloemen, muziek, dans. Onder het afdak van vaders huis haalt de bruidegom de sluier van het gezicht van de bruid.  Het huwelijk wordt bevestigd met een zegen.

Dan volgt de feestmaaltijd. Jezus is erbij, met z’n eerste discipelen. Zijn moeder is er ook. Die ziet dat de wijn opraakt. Moeten ze het feest nu maar verlaten? Helemaal niet. Jezus wijst naar zes grote waterkruiken.

‘Vul die vaten met water.’

De bedienden vullen ze tot de rand, alle zes. Maar als ze uitscheppen is het wijn. De allerbeste wijn!

‘Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken,’ schrijft Johannes (Joh. 2:1-12). Het wonder was een teken. Jezus zou zes vaten vullen met wijn. De inhoud van die zes (het getal van mensen) verandert Hij in wijn (de hemelse kwaliteit van zijn Geest).

Jezus wil onze menselijke, gebutste, aardse vaten vullen met de wijn van zijn Geest. En die uitgieten. Zijn Geest. Onafhankelijk van ons. Afhankelijk van Hem. Door ons heen, voor de ander.

Let op het teken. Drink de wijn. Deel in de feestvreugde van de bruiloft waar God zich verbindt met mensen. En deel uit.