Alleen Jezus is Gods werk

‘Eén ding weet ik wel: ik was blind, maar nu kan ik zien.’

Johannes 9:25

Bij de tempel is het altijd druk. Daar zitten de bedelaars. Er is ook een man die al vanaf zijn geboorte blind is. Jezus’ volgelingen beginnen een discussie over hem. Wie is er de oorzaak van dat hij blind is? Iemand moet gezondigd hebben. Was hij dat, of zijn ouders?
Genant, zo over een blindgeborene praten? Maar mensen zoeken nu eenmaal graag een oorzaak voor de ellende waar ze tegenaan lopen. Heeft God niet gezegd dat de zonde van ouders en voorouders voortwoekert in de kinderen (Ex. 34:7)? Als je blind geboren bent, dan was je misschien in de moederbuik al een zondaar.

Maar Jezus wil niets van die praatjes weten. God heeft namelijk ook gezegd dat Hij zonde vergeeft (Ex. 34:7). Jezus staat daar zelf voor in. Daarom geeft Hij geen enkele ruimte aan het idee dat je naar je zonde op zoek moet gaan of naar de zonde van je voorgeslacht om van je ellende af te komen. Heeft die blindgeborene gezondigd of zijn ouders?

‘Hij niet en zijn ouders ook niet,’ was het antwoord van Jezus, ‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden’ (Joh. 9:3).

Jezus legt de schuld en de gevolgen van de zonde niet bij mensen neer. Hij verwacht ook niet dat zij met een oplossing komen. Elk idee dat onze redding, ons herstel, of onze genezing van onszelf afhangt kapt Hij af. We moeten ons alleen maar concentreren op Gods werk. Jezus is Gods werk. Hij stapt tussen mensen en hun zonde, ziekte en ellende in om die op zich te nemen. Zo geneest Hij ook de blindgeborene.

Johannes 9