Altijd weer vergeven

‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.’

Matteüs 18:22

Als iemand je iets heeft aangedaan, wil je het hem betaald zetten. Je balt je vuisten al. Maar als je iemand vergeeft, zie je af van die eis om terugbetaling. Je vuisten gaan open.

Vergeven is afzien van vergelding. Wraak achterwege laten. Genoegdoening vergeten. De schuld die de ander bij jou heeft niet in rekening brengen. Kwijtschelden dus. Loslaten. Vandaar die open handen.

‘Hoe vaak moet ik iemand vergeving schenken?’ vraagt Petrus (Mat. 18:21).

‘Zeventig maal zeven,’ antwoordt Jezus (Mat. 18:22).

Zeventig maal zeven, dat is een vol getal. Het verwijst naar de zevende dag, toen God klaar was en rustte van zijn werk – maar dan in veelvoud. Het verwijst dan ook vooral naar het kruis van Jezus, waar alles wat God wilde werd volbracht. Daar werd ook zijn vergeving compleet voltrokken: die voor jou en mij en iedereen. Jij bent volmaakt vergeven.

Onder mensen zonder Jezus wordt elke schuld zeven tot zeventig maal gewroken (Gen. 4:24). Maar mensen die Jezus kennen vergeven zeventig maal zeven keer. Is dat eigenlijk geen onmogelijke opgave? Niet als je zelf in dezelfde mate vergeving ervaart. Heb je Jezus’ vergeving aangenomen en ook jezelf vergeven? Met de vergeving die jij zelf hebt ontvangen mag je telkens opnieuw anderen vergeven. In de rust waarin Jezus jou heeft gebracht mag je met anderen omgaan. Zijn liefde voor jou, beschikbaar voor iedereen.

Kun je je voorstellen hoe de wereld eruitziet als we zo met elkaar omgaan, thuis, in de gemeente, in de maatschappij?

‘Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn’ (Joh. 13:35).

Matteüs 18:15-35