De ark met zijn genadedeksel

Daar zal ik je ontmoeten.
Exodus 25:22

Direct als de Here God de wet aan het volk geeft, komt Hij met voorzieningen om toch zijn relatie met hen te kunnen blijven onderhouden. Want Hij wil te midden van hen blijven wonen (Ex. 25:8). Als Mozes bij God op de berg is, krijgt hij te zien hoe God dat voorlopig wil. God toont hem een tent en allerlei voorwerpen. Het zijn afbeeldingen van wat realiteit zal worden in Jezus.

Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus (Kol. 2:17).

Het eerste en belangrijkste voorwerp is een gesloten kist: de ark (Ex. 25:10-22). Hij moet een meter lang zijn en zeventig centimeter hoog en breed. Hij moet gemaakt worden van acaciahout, dat overtrokken wordt met goud. Bovenop de kist moet een deksel rusten van massief goud. Er staan twee gouden engelen op: cherubs, die de wacht houden. De gouden deksel wordt de verzoeningsplaat of genadezetel genoemd. God zelf rust daarop. De ark heet daarom ook wel Gods troon (2 Sam. 6:2), of Gods voetenbank (1 Kron. 28:2).

In de ark worden de twee stenen platen van de wet gelegd. Niemand mag daarin kijken, anders word je gedood (1 Sam. 6:19). De genadedeksel houdt dan ook de veroordeling tegen die er van de wet uitgaat.

De ark is dus Gods troon en Gods aanwezigheid. God kan nu toch te midden van zijn volk zijn.   

Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de Israëlieten verlang (Ex. 25:22).