De barmhartige Samaritaan

‘Toen hij hem zag, was hij met innerlijke ontferming bewogen.’

Lucas 10:33, HSV

Jezus vertelt een verhaal. Een man reist oostwaarts van Jeruzalem naar Jericho. Het is een steile weg omlaag, door een droog, onherbergzaam gebied.De reiziger wordt door woestijnrovers overvallen. Hij wordt beroofd, uitgekleed en voor dood langs de kant van de weg achtergelaten. Er passeren twee godsdienstige mensen, een priester en een Leviet. Allebei lopen ze met een grote boog om hem heen. Ze zullen daar wel hun reden toe hebben: misschien schrijft hun wet voor om van een dode af te blijven, of zijn ze gewoon bang om het volgende slachtoffer te worden.

Dan klinkt er hoefgetrappel. Een Samaritaan klimt van zijn ezel. Buigt zich over de man. Verzorgt zijn wonden. Een Samaritaan, ja. Terwijl Joden en Samaritanen elkaar niet kunnen luchten of zien en voor buitenstaanders houden, introduceert Jezus een barmhartige Samaritaan.

‘Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen’ (Luc. 10:33).

Voor de luisteraars is die Samaritaan een vreemde, maar voor het slachtoffer is niemand dichterbij. Hij is de naaste geworden van de man langs de kant van de weg. Hij is dan ook ten diepste met hem begaan, zegt Jezus.

De Samaritaan tilt het slachtoffer op zijn ezel, brengt hem naar een herberg, verzorgt hem daar, betaalt de kosten en dekt ook nog de schulden af die hij eventueel zal maken.

Het is niet moeilijk om in die vreemdeling Jezus zelf te herkennen. En in jou en mij het slachtoffer. Als je Jezus als jouw barmhartige Samaritaan hebt ontmoet, begrijp je ook waarom Hij kan zeggen: ‘Doet u dan voortaan net zo’ (Luc. 10:37). Als je zijn liefde hebt ontvangen, kun je die doorgeven.

Johannes 13:31-38