Jij bezit die nieuwe liefde

‘Doet u dan voortaan net zo.’

Lucas 10:37

Een wetgeleerde wil wel weten waar het bij Jezus om draait.

‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ (Luc. 10:25).

Jezus stelt hem een wedervraag, waarmee hij naar boven haalt waar het volgens de wet om draait. De man weet precies het antwoord.

‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf’ (Luc. 10:27).

Hij heeft volgens Jezus goed geantwoord, want dat is de kern van de wet. ‘Doe dat en je zult leven’, zegt Jezus (Luc. 10:28). Maar de wetgeleerde is niet tevreden. Hoe houd je de wet? Wie voldoet er voor God? Van wie moet je houden?

‘Wie is mijn naaste?’ (Luc. 10:29).

Die vraag stellen we allemaal wel eens. Moet ik ook van die persoon houden, van dat soort mensen, van die groep? We hebben allemaal de neiging om ons voor sommige mensen af te sluiten. De wet is daarbij een welkom middel om die houding te rechtvaardigen: er zijn altijd wel mensen die aan bepaalde eisen niet voldoen, zodat we die mogen overslaan. Vinden we.

Maar Jezus denkt daar duidelijk anders over. Hij sluit niemand uit. Niet wie jij uitkiest is jouw naaste. Nee, het is iedereen die op jouw pad komt. Om dat te illustreren komt Hij met een gelijkenis. Als Hij klaar is met zijn verhaal over de barmhartige Samaritaan, draait hij de vraag van de wetgeleerde om.

‘Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ (Luc. 10:36).

Dus niet: wie is de ander voor jou? Maar: wie ben jij voor de ander? Met die vraag introduceert Jezus een radicaal nieuwe liefde: zijn liefde (Luc. 10:25-37).

Johannes 13:31-38