De bron die Jezus aanlegt

Je zult zijn als een bron waarvan het water nooit opdroogt.
Jesaja 58:11


Jezus rust uit bij een bron. Een vrouw komt water putten. Een Samaritaanse. Die hebben hun eigen opvattingen over God en godsdienst.

Jezus zegt: Geef mij wat te drinken’ (Joh. 4:7). De vrouw is verbaasd dat Jezus de taboes doorbreekt. Hier spreekt een man met een vrouw. En ook nog een Jood met een Samaritaanse. ‘Hoe kunt u mij, als Jood, om drinken vragen?’ (Joh. 4:9).

Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven’ (Joh. 4:10).

Ze begint te waarschuwen dat de put diep is en dat hij geen emmer heeft. Hoe diep wil Hij gaan? En levend water, dat is sinds de aartsvaders hier een bron sloegen niet meer gevonden. Is Hij soms meer dan zij? Maar Jezus wil een andere bron aanboren. Een bron die Hij zelf in het leven van deze vrouw aanlegt.

‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei Jezus, ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft’ (Joh. 4:1-143).

Langzaam begint de vrouw te begrijpen dat haar eigen bronnen ontoereikend zijn. Eten, drinken, godsdienst – niets voldoet. Zelfs verschillende levenspartners niet. Dan ontvangt ze wat Jezus wil geven. Geloof in Hem. En kijk: ze gaat direct aan anderen vertellen wat ze zelf gekregen heeft. Het begint al te stromen. Het nieuwe leven waar ze zelf vol van is wordt eeuwig leven voor anderen (Joh. 4:41-42).

Stroom jij al over? Dat is een kwestie van de juiste bron aanboren …