En dan nu zonder emmer

Geef mij dat water, Heer!
Johannes 4:15


‘U hebt geen emmer, en de put is diep’ (Joh. 4:11).


Hier spreekt iemand die weet hoe diep de put is waar wij bevrediging uit proberen te halen. Zo diep, dat we nooit verzadigd raken. We blijven dorsten naar geluk.

Wat blijkt? Onze eigen emmertjes zijn ontoereikend. Alles wat we in studie, zaken, hobby’s of in ons gezin steken stelt teleur. We halen er niet uit wat we ervan verwachten.

Zelfs onze religieuze emmertjes voldoen niet. Je kunt je een ons bidden en vasten. De Bijbel van a tot z doorspitten. Met of zonder opgeheven handen aanbidden. Met vlaggen wapperen of juist superstil zijn. Schijnwerpers plaatsen of kaarsjes branden. Succesvolle strategieën in het leven roepen of klein en knus thuis bezig zijn. De traditie in ere houden of nieuwe trends opzoeken. Boeken lezen. Conferenties bezoeken. Studies volgen. Trainingen. Je kunt het bij anderen zoeken. Die kerk, die club. Die dominee of prediker. Die man, die vrouw, vriend, vriendin.

Maar je dorst wordt niet gelest.

Totdat Jezus komt. Hij doorbreekt onze kijk op het onmogelijke. Eerst zeg je nog: ‘Hoe kunt u …’ (Joh. 4:9). Want, denk je, moest jij niet zelf? Met jouw emmertje? Zo duw je zijn genade van je af. Maar dan zegt Hij: ‘Als je wist …’ (Joh. 4:10). Hij wekt je op om naar Hem te kijken. En dan begin je in wonderen te geloven.

En kijk: daar komt je redding, je vernieuwing, je vervulling. Hij giet het in je, zonder welke emmer ook. Maar wat Hij aanreikt is zo compleet, zo totaal, zo overvloedig. Je dorst wordt niet alleen gelest – hij wordt weggenomen.

‘Wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen’ (Joh. 4:14).

Je zou stom zijn als je zelfs nog maar naar jouw eigen emmertje omkeek.