De eerste liefde

‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’

Genesis 22:8

Jezus heeft de zijnen liefgehad tot het uiterste. Zo begint Johannes Jezus’ lijdensgeschiedenis (Joh. 13:1). Maar om wat voor liefde gaat het? Het eerste liefdesverhaal in de Bijbel maakt direct duidelijk waar Gods prioriteit ligt. De eerste keer dat in de Bijbel het woord ‘liefhebben’ voorkomt slaat op vaderliefde. God zelf neemt dat woord op de lippen. Abraham moet zijn zoon Isaak offeren. Het gaat om zijn geliefde zoon.

‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt’ (Gen. 22:2).

Abraham legt Isaak offerhout op de schouders. Hij vertrouwt erop dat hij samen met zijn zoon weer terug zal komen. Tegenover zijn knechten noemt hij zijn daad aanbidding.

‘Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen. Daarna komen we naar jullie terug’ (Gen. 22:5).

Een engel zal Abraham tegenhouden om zijn zoon te offeren. Waarom kreeg hij dan toch die opdracht? Omdat elk verbond van twee kanten moet komen. God zei als het ware: ‘Geef jij je zoon? Stop maar – dan geef Ik mijn Zoon.’ God wilde Abraham testen of hij werkelijk zou geloven dat God zou voorzien.

Door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Isaak als offer opdragen. Hij die de beloften had ontvangen, was bereid zijn enige zoon te offeren. Terwijl er tegen hem gezegd was: ‘Alleen door Isaak zul je nageslacht krijgen’, zei hij bij zichzelf dat het voor God mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken, en daarom kreeg hij hem ook terug, bij wijze van voorafbeelding (Hebr. 11:17-19).

De eerste liefde is vaderliefde. Abraham vertrouwde op Gods vaderliefde (Gal. 3:6-9). Net als Jezus. En jij?

Johannes 19:31-42 Matteüs 27:51-66 Marcus 15:38-47 Lucas 23:47-55