De grootheid van Gods naam

‘Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader!’
Johannes 12:28


In de tijd van Jezus wordt Gods naam niet meer genoemd. Het zal niet lang meer duren, of zelfs het hogepriesterlijk ambt dat de naam bewaart en de tempel waarin de naam een keer paar jaar uitgesproken wordt zullen verdwijnen.

Dan is de naam alleen nog maar een verborgen woord in het Oude Testament. Wat een drama, als je bedenkt dat die naam ‘Ik zal er zijn’ betekent.

Maar dan roept Jezus: ‘Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader!’ (Joh. 12:28).

En God beantwoordt die vraag met zo veel nadruk dat de mensen denken dat ze een donderslag bij heldere hemel horen.

Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en ik zal mijn grootheid weer tonen’ (Joh. 12:28).

Want dit gebed van Jezus om de openbaring van Gods naam wordt door God glorieus verhoord. En daarmee wordt duidelijk hoe veel liefde er in die naam verborgen zit.

Jezus legt een paar minuten eerder uit dat Hij als een graankorrel in de aarde zal vallen om te sterven. Alleen zo kan Hij veel vrucht dragen (Joh. 12:24). Op die manier zal Hij laten zien hoe veel God van ons houdt. Niets zal God ervan weerhouden om bij ons te zijn en te blijven. Zo geeft Jezus inhoud aan Gods naam.

‘Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij heeft liefgehad in hen zal zijn en Ik in hen’ (Joh. 17:26).

Dezelfde liefde die God voor Jezus heeft, komt zonder voorbehoud beschikbaar voor kleine, kwetsbare mensen zoals jij en ik. Zó zal Hij er zijn – met die liefde, en anders niet. Die liefde, dat is de grootheid van Gods naam!