De kruisverbinding

‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en mij volgen.’

Lucas 9:23

Jezus wordt door een executiepeleton naar de plaats van terechtstelling gebracht. Hij moet zelf de dwarsbalk van het kruis (de ‘patibulum’) op zijn gehavende schouders berg op, berg af dragen (Joh. 19:17). Onderweg neemt Simon van Cyrene deze last van Hem over. Simon is een pelgrim uit Noord-Afrika (Cyrene ligt in het huidige Lybië). Hij wordt door de Romeinen uit de menigte geplukt.

Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis te dragen (Marc. 15:21).

Simon van Cyrene is de eerste die letterlijk het kruis op zich neemt en Jezus volgt (Luc. 23:26). Wellicht zal hij zich later realiseren wat hij daar in die nauwe straatjes van Jeruzalem eigenlijk heeft gedaan. Hij heeft zich verbonden met Jezus’ kruis: hij is met Hem gestorven en opgestaan (Gal. 2:20).

Drie evangelieschrijvers noemen Simon van Cyrene bij naam. Het is opvallend dat Marcus zelfs de namen van zijn zoons noteert. Blijkbaar is de familie bekend geworden in de eerste christengemeenschap. Het kan zijn dat Paulus het over dezelfde Rufus heeft in zijn brief.

Groet Rufus, die door de Heer is uitgekozen, en zijn moeder, die ook voor mij een moeder is (Rom. 16:13).

De soldaten kozen Simon van Cyrene uit om Jezus’ kruis te dragen. Maar Jezus koos hem uit om zich te verbinden met zijn kruis. Hij koos ook diens zoon Rufus uit om hetzelfde te doen. En diens moeder. Simon en zijn vrouw kregen er heel wat kinderen bij, zelfs Paulus. In onze verbinding met het kruis horen we allemaal tot dezelfde familie.

Johannes 19:1-18 Matteüs 27:26-33 Marcus 15:15-22 Lucas 23:25-31